Kerntaak 2. Milieu en energie

Kerntaak 2. Milieu en energie

2.1 Hoeveelheid hernieuwbare energie (TJ)

Terug naar navigatie - 2.1 Hoeveelheid hernieuwbare energie (TJ)

bron: CBS, Klimaatmonitor, diverse productiegegevens, bewerking Provincie Overijssel

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Zon (TJ) 160 273 424 604 775 1.192 1.566 2.560 3.352 4.986 5.656
Wind (TJ) 169 173 209 252 263 241 310 504 508 536 598
Biomassa (excl. transport) (TJ) 4.443 4.468 4.698 4.915 5.268 6.055 7.113 7.115 5.682 4.240
Overig hernieuwbaar (incl. transport) (TJ) 1.355 1.622 1.544 1.421 1.716 2.435 2.980 2.918 3.363 3.471 3.868
Zon (GWh) 44 76 118 168 215 331 435 711 931 1.385 1.571
Wind (GWh) 47 48 58 70 73 67 86 140 141 149 166

 

Zonne-energie betreft alleen elektriciteit (zon-PV). Zon-thermisch (zonneboilers) is meegerekend bij overig hernieuwbaar. Wind betreft elektriciteit uit turbines. Biomassa betreft elektriciteit en warmte. Biobrandstoffen voor verkeer en vervoer zijn niet meegerekend in het biomassacijfer, want de fluctuaties daarin beïnvloeden het zicht op de ontwikkeling in de provincie. Overig hernieuwbaar bevat de biobrandstoffen voor verkeer en vervoer, energie uit bodem en buitenlucht (bijvoorbeeld warmtepompen) en geothermie. De data voor de opwek van bio-energie in 2023 worden pas in juni 2025 geupdate (zie de actualisatiekalender van de regionale klimaatmonitor). Terwijl de andere data vaak eerder beschikbaar is kan er geen totaalcijfer gepubliceerd worden door het ontbreken van de bio-energie cijfers. 

Hernieuwbare energie is afkomstig uit bronnen die onbeperkt beschikbaar zijn (constant worden aangevuld) en geen schade toebrengen aan het leefmilieu. De overgang van fossiele energiebronnen zoals olie, kolen en gas, naar hernieuwbare energiebronnen is nodig om de klimaatverandering te beperken. Het gebruik van hernieuwbare bronnen zorgt namelijk voor minder CO2-uitstoot. 

De hoeveelheid hernieuwbare energie is uitgedrukt in terajoule (TJ). In de grafiek is dit verbeeld in de kolommen. Dit kan worden afgelezen op de linkeras van de grafiek. In 2020 bedroeg de totale hoeveelheid hernieuwbare energie in Overijssel bijna 13.000 terajoule. Sindsdien is de hoeveelheid hernieuwbare energie ongeveer gelijk gebleven. Duizend terajoule kan worden vergeleken met de elektriciteitsopwekking van circa 350 hectare zonnepanelen, of circa 22 windturbines met een vermogen van 4 megawatt. 

Ontwikkeling in Overijssel
Zonne-energie laat een flinke toename zien in 2023, en is sinds 2022 ook de grootste bron van hernieuwbare energie in Overijssel. Energie uit zon kan worden verdeeld in elektriciteit (uit zon-PV, de bekende ‘zonnepanelen’) en warmte (bijvoorbeeld zonneboilers). De stijging is volledig toe te schrijven aan zon-PV. Deze is in 2023 met 15% toegenomen ten opzicht van 2022. Op de langere termijn vormt de capaciteit op het elektriciteitsnet een probleem, waardoor verwacht kan worden dat de stijging afvlakt. Net als de aangekondigde stop van de salderingsregeling, waardoor de aanschaf van zonnepanelen op woningen minder aantrekkelijk worden. 

Biomassa is altijd de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in onze provincie geweest. Afhankelijk van de installatie kan met biomassa zowel warmte als elektriciteit worden opgewekt, of wordt groen gas ingevoerd in het gasnetwerk. De installaties van Twence leveren hier een belangrijk aandeel in, deze zorgen voor ruim 40% van de totale energie uit biomassa in Overijssel. In 2022 is de hoeveelheid energie uit biomassa in Overijssel afgenomen, met bijna 1500 terajoule. Door strengere richtlijnen over de duurzaamheid van biomassa (ketenemissies) is het gebruik van houtige biomassa afgenomen. Ook is er minder biogeen afval verbrand in de installaties van Twence.  

Energie uit wind is een aantal jaren vrij constant geweest. In 2023 is de hoeveelheid opgewekte energie uit windenergie 600 terajoule. De komende paar jaar wordt er weinig toename verwacht. Ondanks dat er met de programmeerafspraken veel nieuwe plannen zijn gemaakt duurt dit meerdere jaren voordat deze parken zijn gerealiseerd.  

De opgewekte elektriciteit uit zon en wind drukken we ook uit in gigawattuur (GWh). De lijnen in de grafiek geven dit weer. Dit kan worden afgelezen op de rechteras van de grafiek. In 2023 werd in Overijssel ongeveer 1600 gigawattuur opgewekt met zonnepanelen. Dat kan worden vergeleken met het elektriciteitsverbruik van 630.000 huishoudens (bij een verbruik van 2.500 kWh per huishouden). 

De categorie ‘overig hernieuwbaar’ bevat energie uit bodem en buitenlucht (bijvoorbeeld via warmtepompen), geothermie, zon-thermisch, en biobrandstoffen voor verkeer en vervoer. Geothermie en zon-thermisch blijven constant, energie uit bodem en buitenlucht stijgt ieder jaar. Het gebruik van biobrandstoffen in het verkeer is enkele jaren op rij toegenomen. Dat laatste hangt samen met internationale afspraken over bijmenging. 

Voor het jaar 2023 zijn nog onvoldoende cijfers beschikbaar om een volledig beeld te geven van de hoeveelheid hernieuwbare energie. De cijfers van biomassa verschijnen altijd halverwege het jaar, en liggen daarmee minimaal een half jaar achter ten opzichte van de op de publicatie van de andere hernieuwbare ernergiebronnen.  

2.2 Energiegebruik huishoudens en bedrijven (TJ)

Terug naar navigatie - 2.2 Energiegebruik huishoudens en bedrijven (TJ)

bron: CBS, Klimaatmonitor, diverse productiegegevens

2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Huishoudens 28.875 29.521 29.597 29.081 29.563 29.928 27.738 24.189
Bedrijven 42.250 42.860 42.273 41.144 39.845 40.788 37.531 36.462

 

Om de energietransitie te laten slagen, is het nodig om naast de opwek van hernieuwbare energie ook te kijken naar het energieverbruik. Afname van het energieverbruik is van belang: energie die niet wordt gebruikt, hoeft immers ook niet te worden opgewekt. 

Het energieverbruik is uitgedrukt in terajoule (TJ). 1.000 terajoule kan worden vergeleken met de elektriciteitsopwekking van circa 350 hectare zonnepanelen, of circa 22 windturbines met een vermogen van 4 megawatt. Huishoudens en bedrijven hebben in 2023 gezamenlijk circa 60.000 terajoule energie verbruikt. Sinds 2021 is een daling ingezet. Tot die tijd schommelde het energieverbruik rond de 70.000 TJ. De voornaamste reden voor deze daling is de energiecrisis ten gevolg van de oorlog in Oekraïne. Doordat de import van aardgas uit Rusland werd stopgezet, stegen de energieprijzen fors. Dit had een dubbel effect: huishoudens zetten hun verwarming lager, en daarnaast werd verduurzaming interessanter. Het isoleren van woningen, installeren van zonnepanelen en warmtepompen heeft een behoorlijke vlucht genomen, ook doordat er subsidies beschikbaar waren gesteld in het kader van het Klimaatakkoord.  

Bij het energieverbruik van huishoudens en bedrijven, telt niet alleen de afgenomen energie van het elektriciteits- of gasnet mee. Ook energie uit bijvoorbeeld warmtenetten, of energie uit biomassa die niet via het net wordt geleverd (bijvoorbeeld warmte uit biomassaverbrandingsinstallaties) telt mee in het verbruik. Dit is het ‘rechtstreekse verbruik’.  

2.3 Aandeel hernieuwbare energie (%)

Terug naar navigatie - 2.3 Aandeel hernieuwbare energie (%)

bron: CBS, Klimaatmonitor, diverse productiegegevens, bewerking Provincie Overijssel

2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
5,7% 6,6% 6,8% 7,0% 7,7% 9,6% 12,2% 13,6% 13,1% 14,3%

 

Het aandeel hernieuwbare energie geeft aan hoe groot de opwek van duurzame energie in Overijssel is, in verhouding tot het totale energieverbruik in de provincie. Onder hernieuwbare energie valt energie uit zon, wind, biomassa, bodem en buitenlucht. Het kan gaan om de opwekking van elektriciteit, de productie van warmte, of het leveren van groen gas in het gasnetwerk. Ook biobrandstoffen voor verkeer en vervoer tellen mee in het aandeel hernieuwbare energie. 

Het aandeel hernieuwbare energie is niet alleen afhankelijk van de opwek, maar ook van het energieverbruik. Aan de verbruikskant is al het energieverbruik in Overijssel meegerekend: van huishoudens, bedrijven en het verkeer. 

Het percentage hernieuwbare energie is in 2022 toegenomen, van 13,1% naar 14,3%. Deze lichte stijging komt door enerzijds een toename van de hernieuwbare opwek (kengetal 2.1), en anderzijds een lichte stijging van het verbruik (kengetal 2.2). De dip in 2022 is voornamelijk veroorzaakt doordat de productie van hernieuwbare energie uit biomassa flink is gedaald. 

Voor het jaar 2023 zijn nog onvoldoende cijfers beschikbaar om een volledig beeld te geven van de hoeveelheid hernieuwbare energie, en daarmee ook deze indicator. De cijfers van biomassa verschijnen altijd halverwege het jaar, en liggen daarmee minimaal een half jaar achter ten opzichte van de op de publicatie van de andere energiestatistieken.  

2.4 Aardgasverbruik gebouwde omgeving (miljoen m3) en bestaande woningen met gasloze verwarming (aantal).

Terug naar navigatie - 2.4 Aardgasverbruik gebouwde omgeving (miljoen m3) en bestaande woningen met gasloze verwarming (aantal).

bron: Klimaatmonitor, CBS, bewerking Provincie Overijssel

2016 2017 2018 2019 2020 2021 2021 2022 2023
Aardgasverbruik woningen 673 687 693 675 679 701 688 615 496
Aardgasverbruik dienstverlening 272 272 260 229 211 233 233 199 179
Bestaande woningen met gasloze verwarming 13000 15700 16600
2.4  Aardgasverbruik gebouwde omgeving (miljoen m3) en bestaande woningen met gasloze verwarming

 

De indicator Bestaande woningen met gasloze verwarming bevat foutieve brondata. Inmiddels is er een vervangende indicator ontwikkeld, echter kan deze in deze update niet meer meegenomen worden. Bij de volgende update van Overijssel in Cijfers zal deze nieuwe indicator opgenomen worden.

en belangrijke pijler uit het Klimaatakkoord is het terugdringen van het aardgasverbruik in de gebouwde omgeving. Dat vindt plaats door bestaande woningen te verduurzamen (bijvoorbeeld isoleren) en gasloos te gaan verwarmen. Een deel van de bestaande woningen zal worden aangesloten op nieuw te ontwikkelen warmtenetten. Ook panden voor dienstverlening, zoals kantoren en zorginstellingen, worden verduurzaamd. Voor nieuwbouwwoningen waar na 1 juli 2018 een vergunning voor is aangevraagd, geldt al dat deze gasloos worden verwarmd. 

In de periode vanaf 2015 is het aardgasverbruik door woningen redelijk constant. Het gaat om temperatuurgecorrigeerde cijfers. Sinds 2021 is het aardgasverbruik gedaald van ruim 900 naar 675 miljoen kuub, een daling van meer dan 25%. De daling is zichtbaar in alle subsectoren (cijfers: Regionale klimaatmonitor). Deze daling is grotendeels veroorzaakt door een combinatie van de energiecrisis in 2021 (stijgende gasprijzen ten gevolg van de oorlog in Oekraïne) en de stimulering van verduurzamingsmaatregelen om de doelen van het Klimaatakkoord te halen.  

Door de energiecrisis is veel energie bespaard. Hiermee lijkt het laaghangend fruit wel geplukt te zijn. De volgende daling zal vermoedelijk ingezet worden bij de materialisatie van de warmtevisies. Dit proces verloopt echter traag, waardoor er een stagnatie kan worden verwacht. Ook de teruggedraaide verplichting voor installatie van warmtepompen bij noodzakelijke vervanging van de verwarmingsinstallatie is hoogstwaarschijnlijk een vertragende factor. 

Let op: de cijfers voor het aantal bestaande woningen met gasloze verwarming bevat foutieve informatie. In overleg met het CBS wordt gewerkt aan een nieuwe indicator. 

In grafiek 2.4 zijn de gegevens gecombineerd. De linkeras geeft het aardgasverbruik. De rechteras gaat over het aantal bestaande woningen met gasloze verwarming. 

2.5 CO2-emissie, energiegerelateerd (bronbenadering, Mton CO2-eq.)

Terug naar navigatie - 2.5 CO2-emissie, energiegerelateerd (bronbenadering, Mton CO2-eq.)

bron: Klimaatmonitor, Emissieregistratie, WUR, PBL, bewerking provincie Overijssel

2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Gebouwde omgeving 1,69 1,68 1,68 1,52 1,44 1,68 1,32 1,12
Industrie (incl. AVI en overige broeikasgassen) 1,80 1,80 1,70 1,73 1,66 1,71 1,54 1,48
Mobiliteit (wegverkeer: bezine, diesel, lpg) 2,20 2,20 2,18 2,13 1,89 1,89 1,95 1,97
Glastuinbouw 0,07 0,08 0,08 0,09 0,09 0,10 0,10 0,10
iiiipp______ iiiipp______ iiiipp______

 

n 2023 is 4,9 Mton CO2-eq. uitgestoten door het gebruik van energie. Hiermee daalde de uitstoot met bijna 0,5 Mton t.o.v. een jaar eerder. Het tussendoel vanuit de Overijsselse vertaling van het klimaatakkoord voor 2022 lag op 5,0 Mton CO2-equivalenten, waardoor geconcludeerd kan worden dat Overijssel op schema ligt om de doelstelling te halen. De daling van de uitstoot is echter voor een groot gedeelte te relateren aan externe factoren (covidpandemie en energiecrisis). In de klimaat- en energieverkenning (KEV) wordt verwacht dat de landelijke uitstoot de aankomende periode weer toeneemt. Als deze landelijke trend ook geldt voor Overijssel dan komt de haalbaarheid van de doelstellingen voor 2030 onder druk te staan.  

De uitstoot voor gebouwde omgeving hangt sterk samen met het aardgasverbruik. Deze bedraagt circa 1,1 Mton in 2023, en is sinds 2021 met 33% afgenomen. Voor de industrie is het aardgasverbruik, de uitstoot van de AVI van Twence, en de overige broeikasgasemissies meegerekend. Deze totale uitstoot is sinds 2021 met bijna 15% afgenomen. Voor mobiliteit en in de glastuinbouw is er over de afgelopen jaren nog geen daling zichtbaar. 

CO2 komt vrij bij verbrandingsprocessen. Het gebruik van fossiele brandstoffen zorgt ervoor dat er CO2 in de atmosfeer komt, die eerst zat ‘opgeslagen’ in de aarde. Om klimaatverandering te beperken, is het van belang om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Dit kengetal geeft weer hoeveel CO2 in Overijssel wordt uitgestoten door verbranding van fossiele bronnen. Het gaat om het aardgasverbruik in de gebouwde omgeving, bij bedrijven en in de glastuinbouw. Bij mobiliteit gaat het om het verbruik van benzine, diesel en lpg. 

Het thema industrie/bedrijven is een uitzondering. De overige broeikasgasemissies (niet zijnde CO2) uit de Overijsselse industrie hebben we hier meegerekend. Het gaat om methaan, lachgas en fluorhoudende verbindingen. De overige broeikasgassen zijn goed voor de uitstoot van circa 0,2 Mton CO2-equivalenten. 

Het gaat hier om de uitstoot op het Overijssels grondgebied (waar de bron van de uitstoot zich bevindt). Dat betekent dat het verbruik van elektriciteit hier geen uitstoot krijgt toebedeeld, omdat het overgrote deel van de elektriciteitsopwekking buiten de provincie plaatsvindt. Uitzondering daarop is Twence. We rekenen hier de uitstoot van de afvalverbrandingsinstallatie van Twence (waar ook elektriciteit wordt opgewekt) toe aan Industrie. 

2.6 Gemiddelde concentratie fijnstof (PM10) en NO2 waaraan een inwoner wordt blootgesteld (µg/m3)

Terug naar navigatie - 2.6 Gemiddelde concentratie fijnstof (PM10) en NO2 waaraan een inwoner wordt blootgesteld (µg/m3)

bron: Monitoringsrapportage NSL 2022, stand van zaken Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit: RIVM-rapport 2022-0142

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Overijssel fijnstof (PM10) 23,7 24,3 20,9 19,7 19,9 17,7 16,9 16,6 17,7 16,6 14,9 15,0
Overijssel stikstofdioxide (NO2) 20,0 18,1 17,3 15,7 16,0 14,9 16,1 15,3 15,3 14,6 11,2 10,6
Nederland fijnstof (PM10) 25,1 25,6 21,6 20,8 20,6 18,4 18,1 17,9 19,0 17,6 15,9 16,4
Nederland stikstofdioxide (NO2) 24,5 23,3 22,1 20,5 20,1 19,3 19,9 19,6 18,8 17,5 14,2 14,2

 

16-05-2024: Er zijn nog geen nieuwe gegevens beschikbaar gesteld door het RIVM.

Jaarlijks wordt berekend hoe het ervoor staat met fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) in de lucht. Dat gebeurt in het kader van het ‘Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit’ (NSL). Op basis van verkeersgegevens en informatie over veehouderijen worden de concentraties fijnstof en NO2?bepaald. Door het RIVM wordt ook berekend wat de gemiddelde blootstelling van inwoners is, per provincie en per gemeente. Dit heet de ‘bevolkingsgewogen gemiddelde concentratie’. Dit hebben we hier vertaald als de ‘gemiddelde concentratie fijnstof en NO2?waaraan een inwoner wordt blootgesteld’. 

De ontwikkeling in dit blootstellingscijfer is relevant. Bij de vaststelling van het NSL rond 2009 was het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de volksgezondheid als eerste doel opgenomen. Daarom kijken we in dit kengetal niet naar de concentratie in de lucht in het algemeen, maar specifiek waar gemiddeld genomen een inwoner aan wordt blootgesteld. Dit geeft een algemeen beeld van een bepaald gebied, in één getal. Voor specifieke locaties kunnen de waarden uiteenlopen. 

De grafiek vergelijkt Overijssel met Nederland als geheel. Waar verschillen optreden, zoals in 2018, wordt dat toegeschreven aan meteorologische omstandigheden. Deze vormen waarschijnlijk ook de verklaring voor de stijging van de fijnstofconcentraties in 2018 (droger, meer oostenwind, lagere windsnelheden). 

In 2020 wordt de afname van zowel NO2?als fijnstof mede veroorzaakt als neveneffect van de coronamaatregelen. Afname van het verkeer heeft gezorgd voor een betere luchtkwaliteit. Dat heeft vooral een positief effect gehad op de NO2-concentratie. 

De blootstellingcijfers zouden in 2025 geactualiseerd zijn door het RIVM. Dat is nog niet gebeurt waardoor actuele inzichten nog missen. 

2.7 Blootstelling inwoners aan geluid boven 55 dB als gevolg van provinciale wegen (aantal)

Terug naar navigatie - 2.7 Blootstelling inwoners aan geluid boven 55 dB als gevolg van provinciale wegen (aantal)

bron: EU-Geluidbelastingskaart 2021, Omgevingsdienst IJsselland in opdracht van Provincie Overijssel

2016 2017 2018 2019 2020 2021
55-59 dB 8.411 8.757
60-64 dB 8.664 8.451
65 dB of meer 6.248 5.718
Beleidswaarde = 63 dB 9801 9151

 

Volgens de Wet geluidhinder wordt minimaal iedere vijf jaar bepaald hoeveel inwoners blootgesteld zijn aan geluidbelasting in de categorieën 55-59 dB, 60-64 dB en ≥ 65 dB. Daarnaast heeft PS bij het eerste Actieplan Geluid in 2007-2008 vastgelegd dat bij een waarde boven de 63 dB wordt overwogen om maatregelen te treffen. 

Geluid in de woonomgeving kan zorgen voor hinder en slaapverstoring. Ook kan geluid de kans vergroten op hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten. Bij mensen die hier al aan lijden kunnen de klachten verergeren. Na fijnstof staat geluid van wegverkeer op de gedeelde tweede plaats (naast passief roken) van factoren in de fysieke leefomgeving die de meeste ziektelast met zich meebrengen. De WHO heeft in 2018 een advies uitgebracht waarin wordt geadviseerd om vanuit gezondheidsoogpunt voor wegverkeer een maximum van 53 decibel te hanteren. 

De Wet geluidhinder schrijft voor dat minimaal iedere vijf jaar wordt bepaald hoeveel inwoners blootgesteld zijn aan geluidbelasting in de categorieën 55-59 dB, 60-64 dB en ≥ 65 dB. Deze categorieën worden door het RIVM gekwalificeerd als (resp.) matig, slecht en zeer slecht. De provincie laat de blootstelling minimaal iedere vijf jaar onderzoeken voor de provinciale wegen. Naast de genoemde waarden, wordt dan ook onderzocht hoeveel mensen zijn blootgesteld aan een geluidniveau van 63 dB of meer. Dit wordt de ‘plandrempel’ genoemd (in de grafiek vertaald als ‘beleidswaarde’). Dat houdt in dat Provinciale Staten heeft vastgesteld dat bij een waarde boven de 63 dB wordt overwogen om maatregelen te treffen. 

De vergelijking tussen 2016 en 2021 laat zien dat in de periode van vijf jaar het aantal inwoners dat is blootgesteld aan geluidniveaus boven 60 dB bij provinciale wegen licht is gedaald. In de categorie 55-59 dB vindt een lichte toename plaats (bron: EU-geluidbelastingskaart 2021, Omgevingsdienst IJsselland, berekening 2016 en 2021). Mogelijk heeft een toename van geluidsarm asfalt invloed gehad op een verschuiving van hogere naar lagere geluidklassen. Maar ook een (tijdelijke) afname van de hoeveelheid verkeer door de coronalockdowns kan tijdelijk voor een effect hebben gezorgd.  

2.8 Aanwezige oppervlakte asbestdaken (miljoen m²)

Terug naar navigatie - 2.8 Aanwezige oppervlakte asbestdaken (miljoen m²)

bron: Luchtfotoanalyse, Readaar (2017) en Neo (2018) in opdracht van Provincie Overijssel, mutaties gemeente

2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
12,1 11,7 10,7 10,4 10,2 10 9,9 7,8

 

Het grote verschil tussen 2023 en 2024 komt door een wijziging in de inwinning van de gegevens en vertaald geen daadwerkelijke daling.

Tot begin jaren negentig was asbest een gangbaar materiaal in de bouw. Dat is buiten ook duidelijk zichtbaar: op een groot aantal stallen, schuren en bedrijfspanden zijn asbestgolfplaten gebruikt als dakbedekking. Het asbest is gebonden in cement, maar door verwering van de daken komen de asbestdeeltjes vrij. Deze komen in de lucht of spoelen af naar de bodem. Bij inademing kan dit zorgen voor ‘asbestkanker’. Asbestdaken vormen momenteel de belangrijkste bron van asbestvezels. 

Vanaf 2017 wordt de oppervlakte asbestdaken in Overijssel bijgehouden. Op 1 januari 2024 was er circa 7,8 miljoen m2 asbestdak in de provincie aanwezig. De daling van 2,1 miljoen m2? in het laatste jaar is geen daadwerkelijke daling maar komt door een betere meting van asbestdaken in 2024. 

Het meeste nog aanwezige asbestdakoppervlak bevindt zich in het agrarisch gebied. Dat is terug te zien op de onderstaande kaart: de gemeenten met het grootste asbestdakoppervlak, zijn doorgaans ook gemeenten met veel buitengebied. In bebouwd gebied is het totale oppervlakte asbestdaken kleiner, maar daar bevinden zich de meeste mensen. Ook de aanpak van asbestdaken in bebouwd gebied is dus relevant. 

2.9 Percentage inwoners dat milieuhinder ervaart (%)

Terug naar navigatie - 2.9 Percentage inwoners dat milieuhinder ervaart (%)

bron: Provincie Overijssel

2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025
Geluidhinder 52% 54% 52% 54% 54% 53% 60% 58%
Geurhinder 34% 36% 37% 41% 38% 37% 41% 40%
Luchtverontreiniging 30% 30% 31% 33% 33% 34% 37% 38%

 

 

Meer dan de helft van de Overijsselaars ervaart wel eens geluidshinder in of om de woning. 5% geeft aan vaak geluidshinder te ervaren. Voor geurhinder en hinder door luchtverontreiniging liggen de percentages lager, met respectievelijk 40% en 38%. Voor beide geeft 2 % van de inwoners?vaak?last te hebben van hinder geur of luchtverontreiniging. Over de periode 2015-2025 lijkt met name het aantal mensen dat aangeeft wel eens hinder te ondervinden door luchtverontreiniging toe te nemen, en afgelopen 2 jaar is er een stijging van geluidhinder. 

Over het algemeen ervaren Overijsselaars minder hinder dan inwoners van Nederland. Voor heel Nederland liggen de percentages voor geluid, geur en luchtverontreiniging op respectievelijk 62%, 44% en 45%. 

Overijsselaars in stedelijk gebied ervaren vaker milieuhinder dan bewoners van het platteland  

Deze informatie wordt jaarlijks verzameld door in het burgerpanel aan inwoners van Overijssel en de rest van Nederland de volgende vraag voor te leggen:?Hoe vaak ondervind je, in of om jouw woning, persoonlijk last van de volgende vormen van hinder? Geluidshinder?(idem voor Geurhinder en Luchtverontreiniging). 

2.11 Percentage controles waarbij geen sprake is van overtredingen van milieuwet- en regelgeving (%) en aantal keer dat een last onder dwangsom is opgelegd (aantal)

Terug naar navigatie - 2.11 Percentage controles waarbij geen sprake is van overtredingen van milieuwet- en regelgeving (%) en aantal keer dat een last onder dwangsom is opgelegd (aantal)

bron: Provincie Overijssel

2017 2018 2019 2020 2021 2022
Controles waarbij geen sprake is van overtredingen 73% 71% 73% 75% 90% 80%
Oplegging last onder dwangsom 7 6 8 5 3 2

 

Onder milieuwet- en regelgeving vallen de bepalingen over milieu en veiligheid bij bedrijven (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), bodemsaneringen (Wet bodembescherming), vuurwerkevenementen (Wet milieubeheer), ontgrondingen (Ontgrondingenwet en Omgevingsverordening) en kleinere luchtvaartterreinen zoals helikopterlandingsplaatsen (Wet luchtvaart). 

De grafiek geeft met kolommen aan in hoeveel procent van de gevallen er bij de eerste controle géén overtreding wordt gevonden. Dit kan worden afgelezen op de linkeras. In de periode 2017-2020 blijft dit redelijk constant. Het percentage voor 2021 ligt hoger, maar voor dat jaar konden de cijfers van de omgevingsdiensten niet worden meegenomen. Een toe- of afname van het aantal overtredingen geeft overigens geen indicatie van de ernst van de overtreding. 

Over de hele periode daalt het aantal dwangsombeschikkingen, met uitzondering van 2019. Een dwangsom betekent dat een overtreder de overtreding binnen een bepaalde termijn ongedaan moet maken, anders moet er een geldbedrag worden betaald. Het aantal dwangsombeschikkingen kan op de rechteras worden afgelezen. 

2.13 BBV: Totale productie van hernieuwbare energie (PJ)

Terug naar navigatie - 2.13 BBV: Totale productie van hernieuwbare energie (PJ)

bron: Klimaatmonitor

2019 2020 2021 2022 2023 2024
11,5 11,9 12,4 13

 

Dit betreft de totale hoeveelheid hernieuwbare energie volgens de Klimaatmonitor, uitgedrukt in petajoule (BBV).   Hierin is niet alles meegerekend. Indicator 2.1 geeft een completer beeld. Merk op dat dit is uitgedrukt in terajoule (1.000 terajoule is 1 petajoule).