Kerntaak 5. Regionale economie

Kerntaak 5. Regionale economie

5.1 BBV: Ontwikkeling bruto regionaal product ten opzichte van het voorgaande jaar (%)

Terug naar navigatie - 5.1 BBV: Ontwikkeling bruto regionaal product ten opzichte van het voorgaande jaar (%)

bron: CBS

2019 2020 2021 2022 2023 2024*
Overijssel 1,9% -3,1% 7,0% 4,9% -0,6% 1,4%
Nederland 2,3% -3,9% 6,3% 5,0% 0,1% 1,0%

 

09-12-2024: Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft onlangs de nationale rekeningen gereviseerd. Daarbij worden nieuwe bronnen, methoden en concepten doorgevoerd in de nationale rekeningen, zodat het beeld van de Nederlandse economie weer optimaal aansluit bij alle onderliggende statistieken, bronnen en internationale richtlijnen voor het samenstellen van de nationale rekeningen.

Ontwikkeling in het bruto regionaal product  
Het bruto regionaal product is een maat voor de omvang van de economie?in de desbetreffende regio.  Het bruto regionaal product tegen marktprijzen is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die binnen de regio worden geproduceerd door bedrijven en organisaties die er gevestigd zijn. De toegevoegde waarde is het verschil tussen de marktwaarde van de geproduceerde producten en diensten minus de kosten (denk bijvoorbeeld aan arbeidskosten, het inkopen van de grondstoffen en afschrijvingen van machines) die nodig zijn om de goederen en diensten te produceren of te leveren. ?Tegelijkertijd is het bruto regionaal product de som van de bestedingen in de desbetreffende regio, hieronder vallen onder andere lonen van de werknemers, winst van bedrijven en zelfstandigen en belastinginkomsten voor de overheid.  

Ontwikkelingen in Overijssel en Nederland  
De economische structuur van Overijssel is vergelijkbaar met die van Nederland waardoor de ontwikkelingen in het bruto regionaal product vergelijkbaar zijn met ontwikkelingen in het bruto binnenlands product.? De effecten van het coronavirus waren zichtbaar in de cijfers van 2020. Het bruto binnenlands product is in 2020 met -3,9% gedaald in Nederland en het bruto regionaal product van Overijssel is met -3,1% gedaald. Ter vergelijking; de Overijsselse economie is in de voorgaande 5 jaar (2015 tot en met 2019) jaarlijks gemiddeld met 2,7% gegroeid.  In 2021 en 2022 heeft de economie zich hersteld met hoge groeicijfers. Het bruto regionaal product van Overijssel is in 2021 met 7% gestegen en in 2022 met 4,9%. In 2023 was er een lichte daling in het bruto regionaal product van Overijssel van -0,6%. Op nationaal niveau was het bruto binnenlands product bijna gelijk gebleven, met een groei van 0,1%. Door toename van inwoners in Overijssel, is de  toename in bbp per inwoner kleiner dan het bruto regionaal product van Overijssel.  Op landelijk niveau verwacht het Centraal Planbureau een groei van het bruto binnenlands product van 0,6% in 2024 en 1,6% in 2025.  

5.2 BBV: Bruto Arbeidsparticipatie

Terug naar navigatie - 5.2 BBV: Bruto Arbeidsparticipatie

bron: CBS

2019 2020 2021 2022 2023 2024
Overijssel 73,8% 73,2% 74,1% 75,9% 76,6% 76,5%
Nederland 73,3% 73,2% 73,5% 74,8% 75,8% 76,0%

 

 

De bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de beroepsbevolking in de totale bevolking. Onder beroepsbevolking vallen de mensen die betaald werk hebben of recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Onder niet-beroepsbevolking vallen mensen zonder betaald werk die niet recent naar werk hebben gezocht of daarvoor niet direct beschikbaar zijn. Zowel de mensen die niet kunnen werken als de mensen die wel kunnen werken maar de keuze maken om niet te werken behoren volgens de arbeidsparticipatie dus niet tot de beroepsbevolking.  De bruto arbeidsparticipatie wordt berekend voor de bevolking van 15 tot 75 jaar, met uitzondering van mensen die in instellingen wonen, zoals verpleeghuizen of gevangenissen.  

Ontwikkelingen in de arbeidsparticipatie  
In de afgelopen 10 jaar is de bruto arbeidsparticipatie toegenomen. Sinds 2016 steeg de bruto arbeidsparticipatie in Overijssel jaarlijks, met uitzondering van 2020. In het coronajaar is de bruto arbeidsparticipatie met 0,6 procentpunt gedaald. Met de bruto arbeidsparticipatie in 2015 van 73,2% tot een bruto arbeidsparticipatie van 76,7% in 2024 is de arbeidsparticipatie in totaal met 3,5 procentpunt toegenomen in de afgelopen 10 jaar.  

Opvallend is dat de bruto arbeidsparticipatie in Overijssel structureel hoger is dan het landelijk gemiddelde. In de afgelopen 10 jaar is de bruto arbeidsparticipatie gemiddeld 0,6 procentpunt hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit betekent dat er relatief minder personen tussen de 15 en 75 geen werk hebben en niet op zoek en/of direct beschikbaar zijn voor werk.  

Ontwikkelingen in verschillende leeftijdsgroepen  
Als je kijkt naar ontwikkelingen in de bruto arbeidsparticipatie per leeftijdsgroep in Nederland zie je dat de grootste stijging plaats vindt in de leeftijdsgroep 60 tot 70 jaar. Van 2015 tot en met 2024 is de bruto arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroep 60 tot 65 met 14,8 procentpunt gestegen en in de leeftijdsgroep 65 tot 70 met 15,4 procentpunt.  Dit is (deels) het gevolg van de stijging in de AOW-leeftijd. In 2015 was de AOW-leeftijd 65 en 3 maanden. De AOW-leeftijd is jaarlijks gestegen tot 67 en 3 maanden in 2024. De leeftijdsgroep 60 tot 65 ligt onder de AOW-leeftijd, zowel in 2015 als in 2024. De stijging van bruto arbeidsparticipatie in deze leeftijdsgroep kan veroorzaakt worden door de personen die vervroegd met pensioen gaan. Mensen die in 2015 bijvoorbeeld 2 jaar vervroegd met pension gingen, waren 63 (leeftijdscategorie 60 tot 65 jaar) en in 2024 betekende 2 jaar vervroegd met pensioen dat je 65 bent (leeftijdscategorie 65 tot 70 jaar). Hierna vindt de grootste stijging plaats bij de leeftijdsgroep 15 tot 20 jaar. De bruto arbeidsparticipatie is in deze leeftijdsgroep van 2015 tot en met 2024 met 7,2 procentpunt gestegen.  

Verschil tussen vrouwen en mannen  
Interessant is om te zien dat de stijging in bruto arbeidsparticipatie verschillend is voor mannen en vrouwen. De stijging is het grootst bij mannen in de hoogste leeftijdscategorieën (60 tot 75 jaar, mogelijk verklaard door stijging leeftijd pensioen en vervroegd pensioen) en in de laagste categorieën (15 tot 25 jaar).  Bij vrouwen is de hogere pensioensleeftijd deels de verklarende factor; met een stijging van 12,9% in de pensionsleeftijd (65 tot 70 jaar). De grootste stijging ligt -anders dan bij mannen- bij de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar met een stijging van 18%. En waar bij de mannen de bruto arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroepen 50 tot 55 jaar met 0,5% is gedaald en 55 tot 60 jaar met 0,5% is gestegen, is de bruto arbeidsparticipatie bij de vrouwen met 4,1% (50 tot 55 jaar) en met 8,7% (55 tot 60 jaar) gestegen.  De stijging in de arbeidsparticipatie in de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar kan onder andere worden verklaard doordat de vrouwen die in 2015 tot de leeftijdsgroep 50 tot 55 jaar in 2024 tot de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar behoren. In 2015 waren er meer dan twee keer zoveel vrouwen in de beroepsbevolking in de leeftijdsgroep 50 tot 55 jaar ten opzichte van de leeftijdsgroep 60 tot 65 jaar.  Het CPB heeft geen voorspellingen van de arbeidsparticipatie, maar geeft aan dat ze verwachtten dat de beroepsbevolking in 2025 met 0,6 procent toeneemt. 

5.3 Werkgelegenheidsontwikkeling ten opzichte van het voorgaande jaar (%)

Terug naar navigatie - 5.3 Werkgelegenheidsontwikkeling ten opzichte van het voorgaande jaar (%)

bron: BIRO/LISA

2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Overijssel 2,3% 2,3% 0,3% 1,0% 3,2% 2,5% 1,4%
Nederland 2,2% 2,6% 0,7% 1,4% 2,8% 2,6% 1,8%

alle waarden van voorgaande jaren zijn aangepast 

Werkgelegenheidsgroei  
De Overijsselse werkgelegenheid is het aantal personen dat werkzaam is bij Overijsselse bedrijfsvestigingen. Als iemand bij twee verschillende Overijsselse bedrijfsvestigingen werkt, telt deze persoon twee keer mee als werkzaam persoon in de Overijsselse werkgelegenheid.   

In de afgelopen 10 jaar (2024 ten opzichte van 2015) is de werkgelegenheid in Overijssel jaarlijks gestegen, met een gemiddelde van 1,8% per jaar. In totaal is de werkgelegenheid in Overijssel de afgelopen 10 jaar met 18% (101.975 banen) gestegen. Ook landelijk is de gemiddelde toename van het de werkgelegenheid 1,8% per jaar. In het landelijke gemiddelde is het jaar 2024 niet meegerekend omdat deze cijfers nog niet bekend zijn.  

In de afgelopen 10 jaar waren de pieken in 2017, 2018, 2019 en 2023 waar de werkgelegenheidsgroei ronds de 2,5% lag, met de grootste piek van 3,3% in 2022. In 2016, 2020 en 2021 groeide de werkgelegenheid minder dan 1% per jaar, met 0,3% in 2020 de laagste groei in de afgelopen 10 jaar. Dit is grotendeels veroorzaakt door de pandemie.  

Absoluut gezien is in de afgelopen 10 jaar de werkgelegenheid in de gezondheids- en welzijnszorg met 18.559 banen en het meest toegenomen, gevolgd door groot- en detailhandel met 16.086 banen. Relatief is de verhuur van en handel in onroerend goed het meest gegroeid met 21,3% (1.575 banen), gevolgd door informatie en communicatie met 18,8% (6.170 banen).  

Met uitzondering van de sectoren landbouw, bosbouw en visserij en financiële instellingen?is de werkgelegenheid in alle sectoren gestegen. In de  landbouwsector is de werkgelegenheid met 4.5% gedaald (97 banen) en in de financiële instelling is de werkgelegenheid met 6,6% gedaald (87 banen).  

5.4 Werkloosheidspercentage (%)

Terug naar navigatie - 5.4 Werkloosheidspercentage (%)

bron: CBS

2019 2020 2021 2022 2023 2024
Overijssel 4,2% 4,6% 3,7% 3,2% 3,3% 3,4%
Nederland 4,4% 4,9% 4,2% 3,5% 3,6% 3,7%

 

Het werkloosheidspercentage is het aandeel van de beroepsbevolking dat geschikt en beschikbaar is voor werk, maar een werkloosheidsuitkering ontvangt. 

In de afgelopen 10 jaar is het werkloosheidspercentage landelijk en in Overijssel sterk gedaald. Tussen 2015 en 2019 daalde het werkloosheidspercentage jaarlijks. In 2015 bedroeg het landelijke werkloosheidspercentage 7,9% en in Overijssel 7,7%. In 2019 waren deze percentages gedaald tot 4,4% landelijk en 4,2% in Overijssel. 

In 2020 was er een lichte stijging van 0,5 procentpunt in Nederland en 0,4 procentpunt in Overijssel. In 2021 en 2022 daalde het werkloosheidspercentages weer. Het laagste werkloosheidspercentage in de afgelopen 10 jaar is gemeten in 2022, met 3,5% in Nederland en 3,2% in Overijssel. Van 2022 tot 2024 was er een lichte stijging van 0,2 procentpunt  per jaar. In 2024 was het werkloosheidspercentage 3,7% in Nederland en 3,4 % in Overijssel.  

Wat opvalt is dat Overijssel in de afgelopen 10 jaar, met uitzondering van 2016 en 2017, het werkloosheidspercentage in Overijssel 0,2% tot 0,5% lager ligt dan het landelijke werkloosheidspercentage.  

Het CBP verwacht landelijk een lichte stijging van 0,2 procentpunt in het werkloosheidspercentage tot 3,9% in 2025. 

5.5 Ondernemers met een belemmerend tekort aan arbeidskracht (%)

Terug naar navigatie - 5.5 Ondernemers met een belemmerend tekort aan arbeidskracht (%)

bron: CBS (COEN)

2019 2020 2021 2022 2023 2024
Overijssel 29,1% 14,7% 24,7% 40,2% 36,4% 33,7%
Nederland 27,6% 15,1% 23,1% 42,7% 40,9% 36,5%

 

Vanaf 2023 rapporteert het CBS deze cijfers op een andere manier. Daarom hebben we met terugwerkende kracht de cijfers over de gerapporteerde periode opnieuw berekend.

Tekort aan arbeidskrachten Overijssel
Het tekort aan arbeidskrachten is een conjunctuurindicator en geeft de ervaren krapte op de arbeidsmarkt weer. Het CBS onderzoekt dit door ondernemers te vragen of hun productie/zakelijke activiteiten belemmeringen ondervinden, en in hoeverre een tekort aan arbeidskrachten daarbij een rol speelt. 

Als je kijkt naar de ontwikkelingen in voorgaande jaren dan zie je dat met een gemiddelde van 3%, de jaren 2012 t/m 2015 gekenmerkt zijn met een ruime Overijsselse arbeidsmarkt. Hierna stijgt de ervaren krapte in de Overijsselse arbeidsmarkt naar een gemiddelde van 5% in 2016, 12,4% in 2017, 23,6% in 2018 en 25,3% in 2019.  

De gevolgen van de coronacrisis zijn duidelijk zichtbaar in de kwartaalcijfers. Waar in het 1e?kwartaal van 2020 nog 25% van de Overijsselse bedrijven aangaf een tekort aan arbeidskrachten als belemmering te ervaren, was dit in het tweede kwartaal van 2020 6,8%. Sindsdien stijgt het aandeel bedrijven dat een tekort aan arbeidskrachten ervaart sterk met een piek van 36,3% in het derde kwartaal van 2022. De ontwikkeling van vóór de coronacrisis -een toenemend tekort aan arbeidskrachten-zet zich na de pandemie dus verder voort.  

Verschil in sectoren  
In het eerste kwartaal van 2023 is er een ervaren tekort aan arbeidskrachten van 31,4% in Overijssel ten opzichte van een landelijk 34,2%. Het grootste tekort wordt ervaren in de verhuur en overige zakelijke diensten en vervoer en opslag, respectievelijk 66% en 64% van de ondernemers ervaart een belemmerend tekort in arbeidskrachten. In beide sectoren ervaart een groter deel van de Overijsselse ondernemers een tekort dan landelijk. Overijssel ervaart 10,8 procentpunt meer tekorten in de sector verhuur en overige zakelijke diensten en 17,9 procentpunt meer tekorten in de sector en vervoer en opslag. 

De sector waar het kleinste deel Overijsselse ondernemers een tekort aan arbeidskrachten ervaart is de Bouwnijverheid met 12,8%. Dit ligt ook onder het landelijk gemiddelde van 14,7%. Ook in de landbouw ervaart met 16,5% een relatief klein deel ondernemers tekort in Overijssel en zit hiermee net onder het landelijk gemiddelde van 18,3%.  

5.6 Ontwikkeling export ten opzichte van het voorgaande jaar (%)

Terug naar navigatie - 5.6 Ontwikkeling export ten opzichte van het voorgaande jaar (%)

bron: CBS

2018 2019 2020 2021 2022 2023*
Overijssel 8,0% -6,1% 2,6% 8,4% -2,6% 13,1%
Nederland 4,9% 3,4% -4,5% 25,9% 16,6% -3,5%

 

* = voorlopig cijfer
N.B.: Vanwege verbeteringen in de data, is de exportontwikkeling van 2022 is gebaseerd op de data van 2021 conform methode 2022 en de data van 2022. De ontwikkeling van 2021 is gebaseerd op de data van 2020 en de data van 2021 conform de oude methode. Hierdoor ontstaat een trendbreuk in de absolute cijfers, maar de (relatieve) ontwikkeling van de export blijft hierdoor wel te volgen.

De ontwikkeling van de export ten opzichte van het voorgaande jaar geeft de jaarlijkse groei van de totale waarde in euro’s van de export in percentages. Export is het leveren van goederen vanuit Overijssel aan het buitenland. Wederuitvoer maakt wel deel uit van export, maar doorvoer niet. Bij door- en wederuitvoer gaat het om producten die in Overijssel zijn ingevoerd en de provincie in (vrijwel) onbewerkte staat weer verlaten. Het verschil tussen wederuitvoer en doorvoer is dat bij wedervoer het eigendom is overgedragen aan een Overijssels bedrijf en bij doorvoer is er geen sprake van eigendomsoverdracht.  In 2023 was de geschatte waarde van de export in Overijssel 24.199 miljoen euro. Met een bruto regionaal product van 60.706 miljoen, levert de export een belangrijke bijdrage aan de Overijsselse economie.  

Ontwikkelingen in de exportgroei 
Na jaren van exportgroei in Overijssel daalde de export in 2019 met ruim 6,1% naar iets boven het niveau van 2017. In de jaren 2020 en 2021 steeg de export in Overijssel weer met respectievelijk 2,6% en 8,4%. In heel Nederland daalde de export in 2020 nog met 4,5% om in 2021 en 2022 flink te stijgen met ruim 25,9% en 16,6%. In 2023 steeg de export in Overijssel met 13,1%, terwijl landelijk de export daalde met 3,5%. In de afgelopen 5 jaar wijkt de export groei in Overijssel wijkt dus af van de landelijke trend.  

Over de afgelopen 5 jaar (2019 tot en met 2023) is de export landelijk met 57,1% gestegen en in Overijssel met 36,2% gestegen. In 2023 was de export goed voor 39,9% van het bruto regionaal product in Overijssel. Landelijk was dit 45%. De export in Overijssel draagt dus veel bij aan de economie, maar minder dan het landelijke gemiddelde.  Medeoorzaak van dit verschil is de sterke groei in waarde van de minerale brandstoffen afgelopen 2 jaren in verband met de oorlog in Oekraïne. Dit heeft de exportwaarde van Nederland flink opgestuwd. De handel in minerale brandstof lokaliseert zich buiten de provincie Overijssel die daardoor een kleinere groei kent dan Nederland. 

Exportcijfers bevatten ook de waarde van wederuitvoer producten. Dit zijn producten die oorspronkelijk zijn ingevoerd en bijna onveranderd een regio verlaten. Op deze producten wordt veel minder verdiend per euro geëxporteerd (12 cent) vergeleken met producten die in Nederland zijn gemaakt of getransformeerd (55 cent). Als we alleen kijken naar de waardeontwikkeling van gemaakte en getransformeerde producten is het verschil tussen Nederland en Overijssel kleiner. Dit is voor Overijssel relatief meer gestegen met 45,9% ten opzichte van een landelijk percentage van 35,9%. Dat er in Overijssel relatief minder wedervoer is, is onder andere te verklaren doordat er in Overijssel geen belangrijke havens zijn zoals in Rotterdam. Door de strategische ligging hebben Noord- en Zuid-Holland verreweg de grootste wedervoer van Nederland

5.7 Percentage inwoners dat verbetering van de economische situatie in Nederland verwacht de komende 12 maanden (%)

Terug naar navigatie - 5.7 Percentage inwoners dat verbetering van de economische situatie in Nederland verwacht de komende 12 maanden (%)

bron: CBS

2019 2020 2021 2022 2023 2024
Overijssel 23% 20% 39% 13% 19% 17%
Nederland 21% 20% 41% 12% 16% 18%

 

Tot 2020 werden gegevens uit het inwoneronderzoek van de provincie voor deze indicator gebruikt.  Inmiddels gebruiken we de gegevens van de consumentenenquête van CBS,  Om trendbreuken te voorkomen is deze wijziging met terugwerkende kracht doorgevoerd.

Verwachte ontwikkeling van de economische situatie
Het CBS meet jaarlijks het consumentenvertrouwen in Nederland door inwoners te vragen naar de verwachte ontwikkeling van de economische situatie de komende 12 maanden: een beetje of veel beter, hetzelfde, een beetje of veel slechter. De beleving van de toekomstige economische situatie van inwoners in Overijssel was in de afgelopen jaren vergelijkbaar met die van Nederland.  

In 2017 en 2018 verwachtte het grootste deel van de ondervraagden dat de economie situatie komende 12 maanden zou verbeteren. In Overijssel verwachtte 56% in 2017 (landelijk: 52%) en 44% in 2018 (landelijk: 45%) dat de economie veel of een klein beetje beter zou worden. 

In 2020 verwachtten de meeste inwoners dat de economie een beetje of veel slechter zou worden. Dit kan komen door de coronapandemie en de bijbehorende economische impact. De relatief kleine groep die verwachtte dat het in de daaropvolgende 12 maanden veel slechter zou gaan, 2% t/m 6% in de voorgaande 3 jaar, steeg naar en 26% (landelijk: 27%). In totaal verwachtten 61% van de Overijsselaren dat de economische situatie zou verslechteren (landelijk: 58%).  

In 2021 werden de verwachtingen beter en de grootste groep verwachtte dat de economische situatie zou verbeteren. 41% Van de Overijsselaren verwachtte dat de economische situatie beter zou worden (landelijk: 39%). De verwachtingen waren wel minder positief dan in 2017 en 2018. In 2021 verwachtte 34% van de Overijsselaren dat de economische situatie zou verslechteren ten opzichte van 8% in 2017. 

Vanaf 2022 tot en met 2024 verwachtte het grootste gedeelte van de Nederlanders en Overijsselaren dat de economische situatie zou verslechteren. Deze sterke daling kan worden gelinkt aan de oorlog in Oekraïne, de hoge  inflatie en stijgende energieprijzen. Het dieptepunt was in 2022 toen 71% van de ondervraagden een verslechtering van de economische situatie verwachtten (landelijk: 67%). Na 2022 werd het iets beter en verwachtte 55% in 2023 en 49% in 2024 van de ondervraagden een verslechtering van de economische situatie (landelijk: 50% en 48%).  

De verwachtingen van de ondervraagden liggen in lijn met de verwachting van het CPB. Het CPB verwacht een economische groei van 1,6% en 3,2% inflatie (nationale consumptie index), wat betekent dat de reële economische groei negatief is en de economische situatie, naar verwachting, zal verslechteren.