Bedrijfsvoering

Bedrijfsvoering

Van inhuur naar vast

Terug naar navigatie - Van inhuur naar vast

De mate waarin wij inhuurprofessionals inzetten is ongewenst
Het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan Overijssel’ stelt “Structurele opgaven vragen structurele middelen en structurele inzet van personeel. Om te anticiperen op veranderende opgaven, langlopende investeringen en de huidige arbeidsmarkt is er meer flexibiliteit nodig in de omvang van onze vaste formatie. Op basis van strategische personeelsplanning, bedrijfseconomische afwegingen en goed werkgeverschap, wordt de balans tussen vaste, flexibele en ingehuurde formatie gezocht. Daarbij zijn we kritisch op externe inhuur” (p.32).

Deze opdracht sluit aan bij een kanteling in de visie op werkgeverschap. Sociale partners van de cao provincies hebben afgesproken het gebruik van inhuurprofessionals te beperken: een vast dienstverband is de norm, externe inhuur is -met onderbouwing- voor ‘piek, ziek en chique’. En onlangs pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR. Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht, 2020) ervoor om ‘goed werk’ voor iedereen vanaf nu te zien als belangrijke maatschappelijke opdracht. Hier ligt een voorbeeldrol voor de overheid.

Wij hebben sinds de reorganisatie van 2012 als uitgangspunt om incidentele opgaven te bemensen met inhuur. De omvang van de incidentele opgaven was en is vooralsnog groot. En daarmee de omvang van de inhuur. De provincie heeft inmiddels ervaren dat een aantal incidentele opgaven een structureel karakter krijgt door de duur en de opeenvolging ervan. Denk aan de grote infrastructuurprojecten of de ontwikkelopgave / Natura2000. Daarnaast huurt de provincie in voor nieuwe functies die we bij het maken van ons functiegebouw in 2012 niet hebben voorzien, maar die nu structureel van belang zijn, zoals een chief information security officer.

Een flexibele schil is van belang om mee te kunnen bewegen met (de omvang van) de opgaven die de provincie wil realiseren. Wij merken echter dat de huidige omvang van inhuur een wissel trekt op de organisatie. Denk aan opeenvolgende (inwerk)begeleiding, onderlinge binding, verankering van deskundigheid/expertise en continuïteit van het netwerk met onze partners/ belanghebbenden in de omgeving.

Alles overwegend en met het oog op voornoemde opdracht uit het coalitieakkoord willen wij vaker de keuze maken om mensen in vaste dienst te nemen, al betreft het incidenteel geld. Daar leggen we een bedrijfsmatige afweging onder met behulp van de inzet van een aantal principes.

 

Een betere balans tussen vast, flexibel en inhuur
Het is van belang dat de provinciale organisatie de ruimte heeft om in iedere situatie de bedrijfsmatige afweging te maken ten aanzien van:
- de optimale mix van benodigde personele capaciteit en kennis;
- een keuze voor een vast dan wel een tijdelijk dienstverband of inhuur.

We gaan de volgende principes toepassen om tot een betere balans te komen tussen vaste, flexibele en ingehuurde formatie:

  • Wij streven naar een provinciale organisatie in balans: om optimaal te kunnen presteren gaat het om het binden van voldoende mensen via duurzame arbeidsrelaties om de structurele werkvoorraad te borgen. Waarbij de betrokkenheid bij de provincie en onze opgaven, de verankering van deskundigheid/expertise en de continuïteit van het netwerk met onze partners/belanghebbenden in de omgeving belangrijke aandachtspunten zijn.
  • Wij bieden vooraleerst kansen aan eigen medewerkers (talentmanagement) respectievelijk bevorderen de interne flexibiliteit door flexpooling. Die laatste omvat groepen eigen medewerkers die door ons flexibel kunnen worden ingezet, zoals programma- en projectleiders, trainees.
  • Waar mogelijk geven wij de voorkeur aan het in dienst nemen boven de inzet van inhuurprofessionals. Wanneer wij inhuurprofessionals inzetten is dat een beargumenteerde keuze, zijn wij een zorgvuldige opdrachtgever en handelen wij overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving.

Wij verstaan onder de inzet van inhuurprofessionals de personele capaciteit, die niet in dienst is van de provincie, maar die tijdelijk aan de organisatie wordt toegevoegd voor het uitvoeren van in tijd afgebakende programma’s/projecten, incidentele specifieke klussen en het opvangen van fluctuaties in de bedrijfsvoering. Onderliggende redenen of situaties die kunnen leiden tot de inzet van inhuurprofessionals zijn specifieke kennis, deskundigheid of ervaring die benodigd is, maar niet voorhanden in de provinciale organisatie. Ook continuïteit speelt een belangrijke rol: (tijdelijke) vervanging bijvoorbeeld omdat een medewerker wordt toegevoegd aan een programmateam of uitvalt als gevolg van ziekte.

  • De financiële kaders die u aan de provinciale organisatie stelt, zijn leidend.
    U autoriseert conform artikel 6 Financiële Verordening de Begroting. Binnen de Begroting maken wij telkens een bedrijfsmatige afweging tussen het in dienst nemen van eigen mensen naast de inzet van inhuurprofessionals. De personeelsgebonden kosten vormen de basis voor de financiering van de personele capaciteit. Nieuw is dat de bedrijfsmatige afweging kan leiden tot het inzetten van vaste contracten op langjarig incidenteel geld waarbij we tijdig zorgen voor krimp van de formatie als het budget weer afneemt’; hiertoe wordt langjarig vooruit gekeken.
  • Wij organiseren een adequate interne beheersing. We hebben een functie-/formatieplan. Onderbouwde voorstellen rond aanpassingen hiervan worden twee keer per jaar ter accordering voorgelegd aan de directie. De onderbouwing geeft inzicht in hoe voorstellen bijdragen aan een goede aansluiting tussen opgaven en personele capaciteit, indachtig de strategische personeelsplanning, goed werkgeverschap en bedrijfseconomische afwegingen. Daarnaast wordt inzicht gegeven in hoe de voorstellen meerjarig financieel gedekt worden. In de BuRap informeren wij Gedeputeerde Staten over ontwikkelingen in de formatie. Wij rapporteren u in ons jaarverslag over de omvang van de personele inzet.

Indachtig genoemde principes hebben wij onze inhuur aan een kritische blik onderworpen. Wij stellen voor - dit jaar nog – te starten met de eigen bemensing van functies waarop wij structureel inhuren. Het zijn hoofdzakelijk functies die corresponderen met onze opgaven rondom bereikbaarheid en het landelijk gebied, speerpunten in het collegeakkoord. Daarnaast omvat het functies die corresponderen met lacunes die zijn blootgelegd, zoals een chief information security officer (Rekenkamer. In veilige handen; 2019). In totaal betreft het plusminus 68 fte. Hiermee geven we invulling aan uw opdracht te komen tot een betere balans tussen vast, flexibel en inhuur.

Liquiditeiten

Terug naar navigatie - Liquiditeiten

In het coalitieakkoord “Samen bouwen aan Overijssel” uit juni 2019 hebben we afgesproken te onderzoeken hoe we onze liquiditeiten zo optimaal mogelijk kunnen inzetten. We streven daarbij naar een hoger maatschappelijk en financieel rendement.

Jaarlijks bepaalt u via de Perspectiefnota, begroting en investeringsvoorstellen hoe de provinciale middelen worden besteed. Basis hiervoor vormt het (ook in deze nota) voorliggende budgettair perspectief. Tussen het beschikbaar komen van de middelen - bijvoorbeeld door een rijksuitkering-, het reserveren van de gelden voor een doel -zoals in het coalitieakkoord-, het maken van de plannen –investeringsvoorstellen- en de uitvoering die leidt tot uitgaven, zit een tijdspanne en vertraging. Daarnaast worden er middelen in reserves gereserveerd om bijvoorbeeld risico’s op te vangen en staan hier tegenover geen directe uitgaven. Hierdoor hebben we als provincie te maken met tijdelijk overtollige kasmiddelen. De liquiditeitspositie is hiervan een resultante. Onze liquiditeiten worden aangehouden op de schatkistrekening bij het Rijk. Onze schatkistpositie bedroeg ultimo 2019 € 657 miljoen.

De prognose en de opstelsom van alle nu bekende inkomende en uitgaande geldstromen over de komende jaren laat zien dat er minimaal circa € 200 miljoen bij de schatkist aanwezig zal zijn. De vraag is of we dit deel van de kasmiddelen ook kunnen inzetten voor onze provinciale doelen om zo een hoger maatschappelijk dan wel financieel rendement te verkrijgen.

Mogelijkheden voor het maatschappelijk en financieel renderend inzetten van liquide middelen worden begrensd omdat we gehouden zijn aan de wettelijke voorschriften (FIDO, RUDDO) en bepalen de provinciale spelregels rond de Algemene Financieringsreserve (AFR) de benodigde budgettaire ruimte. Hierbij spelen de afwegingscriteria maatschappelijk effect, risico, zeggenschap, cofinanciering en revolverendheid een belangrijke rol. We zien twee mogelijkheden voor het inzetten van tijdelijk overtollige liquide middelen:

1) Financiering met geleidelijke opbouw van de AFR reservering.
Bij geldverstrekkingen hanteren wij het beleid dat deze in principe voor 100% worden gereserveerd in de Algemene Financieringsreserve. In plaats van reservering ineens, kan de reservering echter ook over meerdere jaren opgebouwd worden. Hierdoor is het mogelijk om gebruik te maken van onze ruime liquiditeitspositie en maatschappelijk rendement te genereren voordat de volledige budgettaire ruimte aanwezig is. In feite wordt gekozen om het tijdsmoment van de financiering los te koppelen van de administratieve dekking. Het voorstel rond de lening aan Enexis maakt gebruik van deze mogelijkheid.
Ook de elektrificatie van onze spoorlijnen biedt in dit opzicht kansen. Mocht u besluiten om tot elektrificatie over te gaan dan stellen wij voor om gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om de bijdrage administratief te activeren en hierover af te schrijven. Dit betekent dat de (budgettaire) dekking voor de kapitaallasten over meerdere jaren verdeeld kan worden maar de daadwerkelijke uitvoering (en de bijbehorende uitgaande kasstroom) direct gestart kan worden.

2) Risicoloze financiering
Wanneer sprake is van tijdelijke financiering, het risico op wanbetaling vrijwel nihil is en het geld binnen een relatief korte periode terugkomt, kan worden besloten om af te wijken van de AFR systematiek. Dit heeft er toe geleid dat we in het verleden een lening aan de BNG en een overbruggingskrediet aan het Energiefonds Overijssel hebben verstrekt. Ook kunnen de overtollige kasmiddelen worden ingezet om Rijksprojecten voor te financieren, zoals in het verleden heeft plaatsgevonden voor de A1 en richting de toekomst voor bijvoorbeeld de N35 zou kunnen plaatsvinden.

Let wel het is een prognose: de onzekerheden (zoals rijksinkomsten of vertragingen van projecten) worden groter naarmate de geldstromen verder in de toekomst liggen.

Herprioritering

Terug naar navigatie - Herprioritering

Het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan Overijssel’ geeft het college de opdracht “vanaf de Perspectiefnota 2021 een bedrag van € 10 miljoen te herprioriteren binnen de structurele begroting. … Op deze manier spelen we middelen vrij om de verhouding structureel en incidenteel beter in balans te brengen en om ruimte te maken voor nieuwe opgaven.”

Het eerste deel (€ 4.2 miljoen) van deze opdracht hebben wij direct bij de Begroting 2020 kunnen verwerken. Dit op basis van een analyse van de onderuitputting van afgelopen jaren, waarbij begrotingsposten zijn geïdentificeerd waaruit structurele middelen vrijvallen.

Wij hebben in de vorige Perspectiefnota Provinciale Staten gevraagd om bij de begroting 2020 nadere richting te geven aan deze herprioritering. Er zijn geen nadere uitgangspunten aangereikt. Wij hanteren voor het tweede deel van de doorlichting daarom de brede scope van de gehele Begroting 2020, voor zover prestaties met structurele middelen gefinancierd worden. Deze opdracht (de resterende € 5.8 miljoen) is daardoor bewerkelijker en vergt tijd. Er moeten prestaties en/of onderliggende activiteiten worden gestopt; het is niet de bedoeling geweest de ‘kaasschaaf methode’ te hanteren.

Wij zijn daarom gestart met een grondige doorlichting van de prestaties naar de aard van de onderliggende activiteiten: is er een wettelijke grondslag, is het onderdeel van de open huishouding en wat zijn eventueel rustende verplichtingen richting derden? Op basis van deze doorlichting zal vervolgens een kwalificatie worden toegekend aan het maatschappelijk belang van de prestatie in relatie tot het afgesloten coalitieakkoord.

Deze doorlichting zal medio juni worden afgerond. De opbrengsten koppelen wij aan de uitwerking van de Corona nood- en herstelmaatregelen. Concrete voorstellen zullen wij bij de Begroting 2021 aan u voorleggen.

Digitalisering

Terug naar navigatie - Digitalisering

“We lopen niet alleen achter op Amerika en China, maar Europa heeft de eerste slag in de digitalisering verloren” aldus Eurocommissaris Thierry Breton. De slag om persoonlijke data zou verloren zijn, maar de volgende slag om industriële data kunnen we volgens Breton wel winnen. “De data van autobouwers, vanuit landbouw, de financiële sector, daar ligt heel veel ongebruikte data en als we die echt gaan samenbrengen en delen, dan kunnen we daar echt iets mee gaan doen”.

De digitale transformatie zorgt ervoor dat de samenleving verandert en digitaal de norm wordt. Daarom heeft Europa in februari 2020 een digitaliseringsstrategie gepubliceerd waarbij het de komende vijf jaar focust op drie doelen:
1. Technologie voor mensen zodat iedereen kan profiteren van digitalisering;
2. Een eerlijke competitieve economie waarin data een centrale rol speelt;
3. Een open, democratische en duurzame samenleving waarbij digitalisering cruciaal is voor de green deal.

Ook bij de Nederlandse overheid zien we het belang van digitalisering steeds sterker terug. Ons kabinet heeft in de Nederlandse digitaliseringsstrategie de ambitie uitgesproken dat Nederland de nummer 1 op digitalisering in Europa moet worden. De Provincies zijn in 2019 een samenwerking gestart via de Interprovinciale Digitale Agenda.

Als provincie Overijssel hebben we al mooie resultaten behaald met digitalisering voor onze opgaven. Vanuit mobiliteit is bijvoorbeeld een platform Blauwe Golf geïnitieerd om de mobiliteit op onze Twente kanalen te verbeteren en in ons data- en innovatielab voeren we experimenten uit om bijvoorbeeld drugsafval in de regio te kunnen voorspellen.
Naast projecten en experimenten zullen we ons ook op de lange termijn moeten voorbereiden. Hoe gaat Overijssel veranderen door digitalisering, wat betekent dit voor onze maatschappelijke opgaven en hoe moeten wij ons hiertoe verhouden?

Dataficering biedt kansen doordat we met meer data en technologieën als kunstmatige intelligentie niet alleen ons beleid kunnen monitoren, maar ook beter kunnen voorspellen welke maatregelen het beste werken. Dataficering heeft ook een keerzijde doordat de samenleving steeds makkelijker data kan verzamelen en gebruiken. Boeren kunnen bijvoorbeeld een eigen stikstofmeetnetwerk opzetten en hebben daarmee “hun eigen waarheid”.

Dit betekent dat we ons als organisatie verder moeten voorbereiden op de digitale transformatie. Data en techniek is slechts een deelaspect, al zie je het grote belang hiervan ten tijde van het thuiswerken gedurende de coronacrisis. Tijdens de managementmeeting van februari 2020 bleek dat de managers met name het organisatie-aspect belangrijk vinden, zoals onze eigen medewerkers digitaal ontwikkelen. Daarnaast zien we dat we het ook in toenemende mate doen samen met partners in de buitenwereld. Het aspect samenwerken in een (digitaal) ecosysteem vergt nieuwe competenties van onze organisatie.

In het coalitieakkoord is opdracht gegeven een digitaliserings- en datastrategie op te stellen. Eind 2020 leveren we deze strategie op met daarin onze nieuwe beleidslijn om als organisatie passend te reageren op de digitale transformatie.