Ontwikkelingen en voorstellen

Ontwikkelingen en voorstellen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In dit deel van de perspectiefnota schetsen we het budgettair perspectief voor de komende vier jaar. Hieronder staan de uitgangspunten die wij hanteren bij het opstellen van het budgettair perspectief. Verder wordt ingegaan op de ontwikkelingen en voorstellen bij deze perspectiefnota. We maken daarbij onderscheid tussen niet-beïnvloedbare mutaties (zoals recente besluitvorming en autonome ontwikkelingen) en beïnvloedbare mutaties. Ook melden we een aantal overige ontwikkelingen. In de twee andere onderdelen staan de liquiditeitsprognose en het eindbeeld van het budgettair perspectief.

Uitgangspunten

Terug naar navigatie - Uitgangspunten

Wij hanteren bij het opstellen van het budgettair perspectief standaard de volgende uitgangspunten:

  • Wij ramen conform het voorzichtigheidsprincipe alleen voor de eerstvolgende jaarschijf de structurele doorwerking van een eventuele positieve accresontwikkeling. Negatieve accresontwikkelingen verwerken we gelijk meerjarig. De raming baseren we op de laatst bekende circulaire.
  • Wij ramen in lijn met de raming van de accresontwikkeling alleen de structurele doorwerking van de indexatie op de eerstvolgende jaarschijf (nu 2022). Voor de indexatie gaan we uit van het laatst bekende indexpercentage (HCIP conform CBP).
  • Wij ramen de opbrengsten uit de motorijtuigenbelasting (MRB) op basis van de gegevens die wij begin van elk jaar ontvangen van de Belastingdienst. Bij de Monitor II verwerken we eventueel meevallers of tegenvallers.
  • Wij ramen onze dividendinkomsten voor 60% structureel en 40% incidenteel.
  • Bij nieuwe investeringen in eigen infrastructuur hanteren we conform de uitgangspunten investeringen in infrastructuur de afschrijvingsmethodiek. Dit betekent dat we de structurele lasten van een dergelijke investering opnemen in het budgettair perspectief.

In uitzondering op bovenstaande stellen we voor om bij deze perspectiefnota gezien de onzekerheden omtrent het provinciefonds geen accresontwikkeling te ramen. Het laatste punt met betrekking tot de afschrijvingsmethodiek lichten we in de perspectiefnota uitgebreid toe (zie hoofdstuk 'Toekomst provinciale financiën'. De uitgangspunten die hieraan ten grondslag liggen en die de bijbehorende werkwijze beschrijft, zijn toegevoegd in bijlage III van het Statenvoorstel en leggen we ter besluitvorming aan u voor.

Niet-beïnvloedbare mutaties

Terug naar navigatie - Niet-beïnvloedbare mutaties

Recente besluitvorming

Monitor 2020 – II
Dit voorstel met kenmerk 2020/1102376 heeft u op 9 december 2020 vastgesteld.

Jaarverslag 2020
Dit zijn de financiële effecten vanuit de jaarrekening 2020 en bijbehorende resultaatbestemmingen (zie voorstel met kenmerk 2021/ 1102660).

Autonome ontwikkelingen

Provinciefonds
De ontwikkeling van het provinciefonds is op de middellange en lange termijn onzeker. We zijn vanwege de trap-op-trap-af systematiek afhankelijk van de uitgaven van het Rijk en de keuzes van een nieuw kabinet. Voorzichtigheidshalve stellen wij voor om bij deze perspectiefnota niet uit te gaan van een accresstijging. Mede op basis van de nog te verschijnen meicirculaire komen we hierop terug bij de Begroting 2022.

Opcenten motorrijtuigbelasting
Wij ramen de opbrengsten uit de opcenten motorrijtuigenbelasting op basis van de gegevens die wij begin elk jaar ontvangen van de belastingdienst. Bij de Monitor 2020-II hebben wij de opbrengsten meerjarig geraamd op € 112,8 miljoen. Eventuele meevallers / tegenvallers verwerken wij bij de Monitor 2021-II.

Meeropbrengsten vanuit de opcenten benutten we conform de afspraken uit het coalitieakkoord voor verkeersveiligheid. Bij het coalitieakkoord gingen we uit van circa € 4,5 miljoen meeropbrengsten in deze coalitieperiode, dit wordt naar verwachting hoger. Bij deze perspectiefnota stellen we u voor om de extra meeropbrengsten ook te gaan benutten voor cofinanciering van investeringen in fietsinfrastructuur. Deze investeringen dragen namelijk ook in grote mate bij aan de verkeersveiligheid.

Dividend Enexis
De komende jaren moet Enexis fors investeren in de energietransitie. Enexis heeft aangegeven dat de winst en daarmee de dividenduitkeringen de komende jaren zullen afnemen. Bij de Perspectiefnota 2021 hebben we de verwachte dividendinkomsten al verlaagd, maar op basis van de laatste informatie verslechtert het beeld verder. Dit jaar valt de dividenduitkering naar verwachting € 2,2 miljoen lager uit en vanaf 2023 verwachten we dat de jaarlijkse dividendinkomsten Enexis zullen uitkomen rond de € 10 miljoen. Ten opzichte van de huidig geraamde opbrengsten van € 15 miljoen betekent dat een jaarlijkse inkomstenderving oplopend tot ruim € 5 miljoen. We hebben conform de uitgangspunten van het budgettair perspectief onze dividendinkomsten voor 60% structureel en 40% incidenteel in onze begroting verwerkt. De derving wordt naar rato verwerkt. 

Dividend Vitens
Vitens staat voor een enorme investeringsopgave om aan de vraag naar water te kunnen voldoen. Bij de Perspectiefnota 2021 gingen we ervan uit dat Vitens hierdoor in elk geval tot en met 2022 geen dividend zou uitkeren. We verwachten nu dat dit langer het geval zal zijn. Daarom stellen we voor het dividend van Vitens (€ 0,7 miljoen) structureel af te ramen. We hebben conform de uitgangspunten van het budgettair perspectief onze dividendinkomsten voor 60% structureel en 40% incidenteel in onze Begroting verwerkt. De derving wordt ook naar rato verwerkt. 

Rente hybride lening BNG
In 2015 en 2016 hebben wij via twee tranches een hybride lening van € 74,5 miljoen verstrekt aan de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), beide met een looptijd van 5 jaar. In maart 2021 heeft BNG ons medegedeeld dat Tranche A (€ 49,5 miljoen) niet wordt afgelost in 2021. Dit betekent dat wij in elk geval voorlopig rente blijven ontvangen. BNG heeft jaarlijks de mogelijkheid om de lening(delen) alsnog af te lossen. Om deze reden stellen wij voor de rente-inkomsten jaarlijks als incidentele baat in de begroting op te nemen. Dit betekent een extra incidentele baat van € 0,78 miljoen in 2021 en € 0,47 miljoen in 2022. Deze baten zijn gebaseerd op basis van een voorlopig rentepercentage.

Lening gemeente Enschede
Begin dit jaar heeft de gemeente Enschede, eerder dan begroot, haar lening afgelost. We hadden deze ontvangst verwacht in 2022. Daardoor valt een jaar eerder dan begroot € 4 miljoen vrij uit de Algemene financieringsreserve naar de Algemene reserve. Het wegvallen van de rentebaten verwerken we bij Monitor 2021-I.

AFR storting Enexis
In 2020 heeft u ingestemd met het verstekken van de lening aan Enexis (kenmerk 2020/ 0/1101241). Bij de Perspectiefnota 2021 is voor het afdekken van deze lening in de Algemene Financieringsreserve een structurele storting opgenomen van € 2,5 miljoen. Afgesproken is om de storting in de Algemene Financieringsreserve bij deze perspectiefnota opnieuw te beoordelen op basis de uiteindelijke leningsvoorwaarden. Uitgaande van een stortingsperiode van 30 jaar en de huidige rente-inkomsten kan de jaarlijkse storting worden teruggebracht tot € 1,1 miljoen per jaar. Samen met de rente-inkomsten van jaarlijks € 2,1 miljoen zal daarmee de totale afdekking in de AFR na 30 jaar zijn gerealiseerd. De lagere storting levert een structureel voordeel op van € 1,4 miljoen vanaf 2021.

Toevoegen jaarschijf 2025
Bij deze perspectiefnota komt de jaarschijf 2025 in beeld. Ten opzichte van de jaarschijf 2024 neemt de vrije ruimte in de jaarschijf af. De actualisering van de jaarschijf heeft in 2025 een structureel negatief effect van € 0,1 miljoen. Dit is voor het grootste deel te verklaren door een daling van de baten op de obligatieportefeuille. Daarnaast is sprake van een incidenteel negatief effect van € 1,4 miljoen. Dit komt onder andere door een correctie op de onttrekking Reserve Natuurnetwerk Nederland met € 0,8 miljoen en een onttrekking aan de Reserve dekking kapitaallasten die wegvalt van € 0,6 miljoen.

Indexeringen inclusief salarissen
Jaarlijks indexeren we de structurele budgetten in onze begroting om kostprijsstijgingen te kunnen dekken. In veel lopende overeenkomsten (zoals de OV concessies) liggen indexatieafspraken vast, waarmee deze kostenstijging onontkoombaar zijn. De indexeringen vanaf 2022 zijn gebaseerd op de meest recente publicatie van het CPB (maart 2021). Het indexatiepercentage is 1,9%. Voor de OV budgetten hanteren we een indexpercentage op basis van een 5-jaars gemiddelde van de sector. Deze index bedraagt voor 2022 2,16%.

Aanvullend stellen we u voor om vanaf 2022 het budget voor vervangingsinvesteringen ook te indexeren. Daarmee zorgen we, mede met het oog op de forse vervangingsopgave de komende jaren, dat het beschikbare structurele budget meegroeit met de kostprijsstijgingen.

Vooruitlopend op een nieuwe cao hebben we, net als bij de vorige perspectiefnota, ook de personeelslasten vanaf 2022 geïndexeerd. Door een stijging van met name de pensioenlasten is daarnaast is 2021 sprake van een structureel negatief effect van € 1,2 miljoen. Zodra een nieuwe cao is vastgesteld bepalen we het definitieve effect op de totale personeelslasten, waarbij we de voorlopige indexeringen verrekenen. Hier komen we via de reguliere P&C cyclus bij u op terug.

Het totale effect van de indexeringen bij deze perspectiefnota is daarmee structureel € 1,2 miljoen in 2021 en € 4,75 miljoen vanaf 2022. 

Voorziening beheer en onderhoud
Baggeren
Onze vaarwegen moeten conform vastgestelde vaardieptes op diepte worden gehouden. Dat doen wij door periodiek te baggeren. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft voor dat dit type werk niet meer als investering mag worden gezien, maar moet worden beschouwd als onderhoud. Dit betekent dat dekking via de voorziening groot onderhoud moet lopen.

Op basis van een lange termijn asset planning (LTAP) tot 2085 is de gemiddelde jaarlijkse baggeropgave bepaald. Deze berekening komt uit op gemiddeld € 960.000 per jaar. Wij hebben besloten de jaarlijkse toevoeging aan de voorziening groot onderhoud met dit bedrag te verhogen.

Opvangen van de onderhoudspiek
Wij voorzien in de komende jaren een onderhoudspiek in het beheer en onderhoud van onze provinciale infrastructuur. Ook de accountant heeft hier in het accountantsverslag 2020 op gewezen. Om onze infrastructuur op het niveau Basis te houden (zoals door u vastgesteld in het Beheerplan Infrastructurele kapitaalgoederen 2019-2027), is de voorziening beheer en onderhoud op termijn ontoereikend en is een aanvullende dotatie nodig.

Om deze redenen hebben wij besloten de jaarlijkse toevoeging aan de egalisatievoorziening beheer en onderhoud provinciale infrastructuur vanaf 2022 met € 1 miljoen per jaar te verhogen. Op dit moment verwachten we dat de jaarlijkse dotatie na 10 jaar weer kan worden verlaagd. Bij de vierjaarlijkse besluitvorming over het Beheerplan Infrastructurele Kapitaalgoederen (BIK) komen we hier dan op terug.

Overige mutaties

Beveiliging informatiesystemen BIJ12
In maart hebben wij u geïnformeerd over de stand van zaken rond de beveiliging van de informatiesystemen BIJ12 (2021/0074584). In de voorjaarsnota van IPO/BIJ12 wordt inzicht gegeven in de kosten van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden en maatregelen om een herhaling te voorkomen. Op basis van voorlopige ramingen stellen wij voor rekening te houden met een structurele bijdrage van € 160.000. De definitieve kosten zijn afhankelijk van de voorjaarsbesluitvorming in IPO-verband.

(Interprovinciale) aanpak stikstof
De stikstofaanpak binnen de provincie geven we vorm aan de hand van de vijf schakels. In de wetenschap dat dit altijd verbinding houdt met wat er elders in het land en daarmee ook andere provincies wordt gedaan, blijft dit een interprovinciale aanpak vragen. Daarmee zijn kosten gemoeid. Voor 2021 en 2022 zijn deze grotendeels op te vangen binnen het incidentele budget dat bij de Perspectiefnota 2021 beschikbaar is gesteld voor de aanpak stikstof. We verwachten in 2022 een gering tekort van incidenteel € 0,1 miljoen. Wij stellen u voor deze middelen incidenteel aanvullend beschikbaar te stellen.

Na 2023 is er geen dekking voor de aanvullende kosten. De exacte kosten zijn nog niet bekend, maar zullen verder toenemen en jaarlijks circa € 0,4 miljoen bedragen. De definitieve kosten zijn afhankelijk van de voorjaarsbesluitvorming in IPO-verband. We beschouwen deze kostenpost als onderdeel van de bredere PM post omtrent Stikstof en de Gebiedsgerichte aanpak. Bij deze perspectiefnota ramen we deze kosten dus nog niet.

Databank Fauna en Flora
Met de decentralisering van natuurtaken zijn de provincies verantwoordelijk geworden voor het verzamelen en verwerken van natuurgegevens. In IPO-verband is besloten om in dat kader te investeren in de Databank Flora en Fauna. In de Perspectiefnota 2021 is op basis van een voorlopige inschatting de benodigde investeringen opgenomen in de begroting. Het ging om een structurele bijdrage van € 0,1 miljoen in 2021 oplopend tot € 0,325 miljoen vanaf 2025. Naar verwachting zullen de kosten in de jaren 2021 t/m 2024 hoger uitvallen dan voorzien. Wij stellen u voor de ramingen hierop aan te passen. De definitieve kosten zijn afhankelijk van de voorjaarsbesluitvorming in IPO-verband.

Omgevingswet: digitaal stelsel
Met de invoering van de omgevingswet moeten alle overheden met lokale systemen aansluiten op de landelijke voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De organisatie wordt daarop ingericht en ICT-componenten worden geïmplementeerd. Hierbij maakt de DSO gebruik van het stelsel van basisregistraties, waarbij de Basisregistratie Omgevingswet (BRO) momenteel ook wordt geïmplementeerd.

Het ministerie heeft de provincies verzocht om per provincie een coördinator aan te stellen ten behoeve van het beheer. Om invulling te kunnen geven aan de nieuwe taken is er structureel een Senior Functioneel Beheerder DSO/BRO nodig voor 1 fte. Wij stellen u voor vanaf 2022 structureel € 80.000 beschikbaar te stellen voor een Senior Functioneel Beheerder DSO/BRO.

Omgevingswet: informatieproducten
De beschikbaarheid van informatie van goede kwaliteit is cruciaal om de maatschappelijke baten van de Omgevingswet te realiseren. Daarom hebben Gedeputeerde Staten van 11 provincies besloten zelf te investeren in de informatiehuizen middels het ‘Besluit Doorontwikkeling informatiehuizen’ van juni 2019. Uitgangspunt daarbij is dat er informatieproducten gebouwd worden die ook zonder de invoering van de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de provinciale taken in beide domeinen. Daarbij zullen de informatieproducten die we ontwikkelen moeten aansluiten op het DSO. Na de bouw van de informatieproducten worden deze voor beheer overgedragen aan BIJ12.

Het aandeel voor de provincie Overijssel is op basis van de huidige informatie structureel € 0,11 miljoen, exclusief indexatie. Wij stellen u voor om dit bedrag vanaf 2022 beschikbaar te stellen.

Technology Base Twente
Er is sprake van een exploitatietekort bij Tecbase Twente. De deelnemers provincie Overijssel en gemeente Enschede hebben de verplichting om ieder 50% van het exploitatietekort van de luchthaven en de overige activiteiten aan te vullen.

In 2021 bedraagt het exploitatietekort € 0,559 miljoen. Daarvan komt in 2021 € 0,279 miljoen voor rekening van de provincie Overijssel. Voor 2022 en verder wordt een jaarlijks exploitatietekort van € 50.000 voorzien.

Wij stellen u voor om ter dekking van het exploitatietekort in 2021 € 0,279 miljoen beschikbaar te stellen en voor 2022 en verder structureel € 50.000 beschikbaar te stellen.

Bevrijdingsfestival
Elk jaar wordt door één van de 12 provincies de landelijke start van het Bevrijdingsfestival en de bijbehorende Bevrijdingslezing georganiseerd. De provincie Overijssel is, na 12 jaar, in mei 2023 weer de organisator. Het thema zal zijn: herdenking april/mei stakingen in de industrie (1943-2023). We beginnen de voorbereidende werkzaamheden al tijdig in 2022 (in samenwerking met BFO, gemeente(n) en Nationaal Comité 4/5 mei). Op basis van ervaringen uit het verleden bedragen de organisatiekosten circa € 0,3 miljoen. We stellen u voor hiervan € 50.000 beschikbaar te stellen in 2022 en het resterende bedrag in 2023.

Zwartewaterbrug
Als onderdeel van onze Overijsselse corona herstel- en transitieaanpak hebben we de vervanging van de Zwartewaterbrug opgenomen. Deze brug in Hasselt is op termijn aan vervanging toe. Alle onderdelen van de Zwartewaterbrug lopen tegen het eind van de levensduur. Er zijn verschillende opties mogelijk om de brug op korte en lange termijn te laten voldoen.

Wij werken momenteel aan een verkenning wat resulteert in een overzicht van opties om de Zwartewaterbrug geschikt te maken aan de eisen voor toekomstig gebruik. We leggen hierover een separaat investeringsvoorstel aan u voor. De kosten voor het vervangen van de Zwartewaterbrug (hoofdrijbaan en parallelweg) zijn voorlopig geraamd op € 65 miljoen. De kosten voor een planstudie die hier aan vooraf gaat zijn geraamd op € 1 miljoen.

Zoals aangegeven in de corona herstel- en transitieaanpak is op dit moment geen dekking aanwezig voor de vervanging van de Zwartewaterbrug en zouden we u een dekkingsvoorstel doen bij deze perspectiefnota in relatie tot de volledige vervangingsopgave. In de uitgangspunten voor investeringen in infrastructuur hebben we aangegeven dat we, ondanks dat de vervanging van de Zwartewaterbrug in feite een vervangingsinvestering is, voor deze investering de uitgangspunten van ‘nieuwe investeringen in eigen infrastructuur’ hanteren. Dit betekent dat de investering leidt tot een structurele afschrijvingslast.

Op basis van de geschatte kosten en de huidige afschrijvingstermijnen houden we nu rekening met een structurele last van € 1 miljoen per jaar. We stellen u voor om deze middelen vanaf 2023 te reserveren ten laste van de algemene middelen en de precieze toedeling van de lasten te verwerken bij de Begroting 2022. We komen bij u terug met een separaat investeringsvoorstel en zullen dan de definitieve investering en bijbehorende afschrijvingslasten bepalen. Vooruitlopend daarop stellen we u voor om in 2023 een voorbereidingskrediet van € 1 miljoen beschikbaar te stellen voor de planstudie.

Bediencentrale bruggen
De provincie Overijssel heeft in 2015 besloten om vanwege veiligheidseisen vijf volledig automatisch bediende bruggen in Noordwest Overijssel tijdelijk te laten omzetten naar lokale bediening. De omzetting naar lokale bediening was ingevoerd als kortetermijnmaatregel. Destijds is afgesproken om naar een lange-termijnoplossing te zoeken, passend bij onze bedienfilosofie.

Uit onderzoek is gebleken dat de variant waarbij de Thijendijkbrug, Hesselingenbrug, Meenthebrug, Hoogewegbrug en Scheerebrug vanuit een nieuw te bouwen bedienruimte nabij de Hoogewegbrug worden bediend, de beste en tevens meest kostenefficiënte optie is. Investeren in een bediencentrale voor deze vijf bruggen is binnen afzienbare tijd goedkoper dan investeren in nieuwe bedienlocaties ter plaatse doordat er minder onderhoud aan gebouwen en minder personeel nodig is.

De investering in de bediencentrale bedraagt € 1,9 miljoen en kent een afschrijvingstermijn van gemiddeld 20 jaar. Het betreft een nieuwe investering in eigen infrastructuur, daarom hanteren wij de ‘afschrijvingsmethodiek’. Dit betekent dat de investering leidt tot een structurele afschrijvingslast. Wij stellen u voor om in 2021 een investeringskrediet van € 1,9 miljoen beschikbaar te stellen en vanaf 2022 structureel € 0,6 miljoen te reserveren voor de bediencentrale in Noordwest Overijssel, waarvan € 0,1 miljoen voor afschrijvingslasten en € 0,5 miljoen voor beheer en onderhoud. Wij stellen voor de precieze toedeling van de lasten te verwerken bij de Begroting 2022.

Werkschip de Buffel
Het werkschip De Buffel wordt gebruikt voor inspectie/schouw van onze vaarwegen, daarnaast wordt het schip ingezet voor het oplossen van een klacht/melding/storing of calamiteit. Het schip is vanuit Arbo-eisen en milieuprestatie toe aan vervanging. Daarnaast nemen de onderhoudskosten toe en wordt het steeds complexer om de benodigde certificaten te verkrijgen.

Voor vervanging is € 0,22 miljoen gereserveerd. Om een zero/low emissie schip aan te schaffen is € 0,58 miljoen aanvullend benodigd. Wij stellen u voor om dit investeringskrediet aanvullend beschikbaar te stellen in 2021 en voor de afschrijvingslasten eenzelfde bedrag incidenteel in de begroting te reserveren. We delen deze lasten na afronding van de investering via de reguliere P&C cyclus toe aan de begroting.

Risicoreservering N307
De raming voor het deelproject N307 Roggebot – Kampen komt voor Overijssel na aanbesteding uit op € 14,8 miljoen. Dit leidt tot een tekort op het bestaande investeringsbudget (inclusief risicoreservering en indexeringen) van € 1,7 miljoen. De belangrijkste oorzaken voor de hogere kosten zijn de aanpassing van het ontwerp met transparante aanlanding brug vanuit maatschappelijk draagvlak en hogere engineeringskosten door een noodzakelijke opschaling van het projectteam en een gewijzigde verdeelsleutel met het Rijk. Daarnaast traden in de planuitwerking een aantal onvoorziene risico’s op die het initiële risicobudget (10%) overschrijden. Deze risico’s kunnen optreden op het gebied van kabels en leidingen, natuurcompensatie en teerhoudend asfalt. Daarnaast is er sprake van autonome prijsontwikkelingen. U bent hier via een Statenbrief en het Jaarverslag 2020 over geïnformeerd. Voor de extra risicoreservering is geen budget beschikbaar. Wij stellen u voor dit aanvullend benodigd budget beschikbaar te stellen vanuit de Algemene reserve.

De investering in de N307 is een investering in eigen infrastructuur. Omdat de aanpak van de N307 een lopend project is, stellen wij voor om voor de gehele investering het oude regime te hanteren. Daarom stellen wij u voor om het investeringskrediet in 2021 te verhogen met € 1,7 miljoen en eenzelfde bedrag toe te voegen aan de bestaande reservering in de Reserve Dekking Kapitaallasten voor de N307.

Beïnvloedbare mutaties

Terug naar navigatie - Beïnvloedbare mutaties

Meerkosten aanpassing Kuinre
Naar aanleiding van uw motie is onderzoek verricht naar de gevolgen van de herinrichting van de N351 met een snelheidsregime van 50 km/uur. Zoals aangegeven in onze brief 2020/0077932 leidt de aanpassing tot extra kosten. Naar aanleiding van de verkenning hebben de provincie en gemeente in een bestuurlijk overleg afgesproken om de verdere planuitwerking van de voorkeursvariant integraal op te pakken. Er zijn daarbij afspraken gemaakt over de kostenverdeling. De kosten voor de hoofdrijbaan komen volledig voor rekening van de provincie, de kosten voor de rotonde worden 50% - 50% verdeeld en de parallelweg Sleep en de aansluitingen op de N351 komen volledig voor rekening van de gemeente.

De totale provinciale kosten voor de aanpassingen van de weginrichting en rotonde zijn geraamd op € 2,1 miljoen. Voor het reeds geplande groot onderhoud is € 1,0 miljoen beschikbaar in de voorziening groot onderhoud. Daarmee is een aanvullend budget van € 1,1 miljoen nodig voor de aanvullende inrichting als 50 km/uur weg. Wij stellen u voor dit aanvullend benodigd budget beschikbaar te stellen vanuit de Algemene reserve.

De investering in de N351 is een investering in eigen infrastructuur. Omdat de aanpak van de N351 een lopend project is, stellen wij voor om voor de gehele investering het oude regime te hanteren. Daarom stellen wij u voor om in 2021 het investeringskrediet te verhogen met € 1,1 miljoen en het aanvullend benodigde budget toe te voegen aan de bestaande reservering in Reserve Dekking Kapitaallasten voor de N351.

Rondweg Weerselo
De oorspronkelijke kostenraming voor de Rondweg Weerselo, waarop het beschikbare budget is gebaseerd, dateert uit 2005. In 2020 is deze kostenraming geactualiseerd. Uit de geactualiseerde ramingen blijkt dat bij gelijkblijvende scope de provinciale bijdrage in totaal € 16 miljoen bedraagt. Dit is fors hoger dan in 2005 is geraamd. Voor de provincie Overijssel bedragen de extra kosten ten opzichte van de oorspronkelijke raming € 4,49 miljoen. Dit komt mede doordat de provinciale budgetten sinds 2005 niet meer zijn geïndexeerd.

Recent is met de gemeente Dinkelland gesproken over een versobering van de plannen. Uitkomst hiervan is dat voorgesteld wordt een tunnel te laten vervallen en op een andere locatie een fietsoversteek in plaats van een fietstunnel aan te leggen. Hier wordt een aanvullende verkeersanalyse voor verricht om te bezien of dit past binnen provinciaal beleid. Naar verwachting zal het provinciale tekort hiermee beperkt blijven tot € 2,63 miljoen. Dit bedrag is inclusief toekomstige indexering (€ 300.000). Voor het tekort is geen budget beschikbaar. Wij stellen u voor de scope van het project aan te passen, zodat het tekort beperkt blijft tot € 2,63 miljoen en dit aanvullend benodigde budget beschikbaar te stellen vanuit de Algemene reserve.

De aanpak van de rondweg Weerselo is een investering in eigen infrastructuur. Omdat het een lopend project is, stellen wij voor om voor de gehele investering het oude regime te hanteren. Daarom stellen wij u voor in 2021 het investeringskrediet met € 2,63 miljoen te verhogen en om het aanvullend benodigde budget toe te voegen aan de bestaande reservering in Reserve Dekking Kapitaallasten voor de rondweg Weerselo.

Vloedbeltverbinding
In het coalitieakkoord hebben wij afgesproken dat een goed provinciaal wegennet noodzakelijk is voor de bereikbaarheid in Overijssel. De Vloedbeltverbinding (rondweg Zenderen) is daarin een belangrijk onderdeel en is daarom expliciet opgenomen in het coalitieakkoord. Inmiddels is het MER onderzoek naar de Vloedbeltverbinding vastgesteld en dit heeft geleid tot een voorkeurstracé ‘bundeling A1/A35’. De kosten daarvan worden geraamd op € 50 miljoen. Met de partners in de regio wordt nu gekeken hoe deze nieuwe verbinding financieel kan worden gerealiseerd. Van de provincie wordt daarbij een bijdrage verwacht van € 40 miljoen.

Overigens is met het Rijk en regio afgesproken dat indien aanvullende oplossingsrichtingen op het hoofdwegennet A1/A35 noodzakelijk blijken (vervolguitvoering van het maatregelenpakket uit het MIRT onderzoek), de gedane investeringen van de regio -zoals in de Vloedbeltverbinding- als regionale bijdrage worden aangemerkt.

Bij het coalitieakkoord was reeds € 13,6 miljoen gereserveerd voor deze investering. Wij stellen u voor het resterende budget beschikbaar te stellen. De Vloedbeltverbinding betreft een nieuwe investering in eigen infrastructuur. Conform de uitgangspunten investeren in infrastructuur stellen wij daarom voor de ‘afschrijvingsmethodiek’ te hanteren. De afschrijvingstermijn bedraagt 30 jaar. Samen met een voorlopige, geringe reservering voor beheer en onderhoud leidt dat vanaf 2023 tot een structurele last van € 1,5 miljoen. Met het toepassen van de afschrijvingsmethodiek kan de incidentele reservering vrijvallen.

Wij stellen u voor om vanaf 2023 structureel € 1,5 miljoen te reserveren voor de investering in de Vloedbeltverbinding, waarvan € 1,33 miljoen voor de structurele afschrijvingslast op de investering en het overige voor beheer en onderhoud. Wij stellen voor de precieze toedeling van de lasten te verwerken bij de Begroting 2022. Voor de definitieve besluitvorming leggen we u een separaat investeringsvoorstel voor. Daarnaast stellen we voor de incidenteel gereserveerde middelen bij deze perspectiefnota vrij te laten vallen ten gunste van de Algemene reserve. Rekening houdend met de afdracht van € 0,2 miljoen voor de Ondergrondse verkabeling (2020/1100066) kan € 13,4 vrijvallen vanuit de Algemene reserve KvO.

Faunaknelpunten
Als eigenaar van provinciale wegen zijn wij verplicht om maatregelen te nemen om aanrijdingen met beschermde dieren zoveel mogelijk te voorkomen. In onze reactie op de motie ‘Waar is de wildtunnel N737’ (Tatterstal, c.s. 2019) hebben wij aangegeven in beeld te brengen wat het kost om de (overige) urgente faunaknelpunten op te lossen en u hierover bij deze perspectiefnota te informeren. De Wet natuurbescherming verbiedt namelijk het 'opzettelijk' doden van onder de wet beschermde diersoorten, waaronder de ree en de das. Het voorkomen van wildaanrijdingen is daarnaast vanuit verkeersveiligheid van belang.

We stellen voor de urgente faunaknelpunten programmatisch op te lossen door te zoeken naar een goede balans tussen het voorkomen van faunaslachtoffers, verkeersveiligheid en het voorkomen van verkeershinder. Waar mogelijk sluiten wij aan bij de planning van regulier wegonderhoud.

Onze oorspronkelijke ambitie was dat we binnen drie jaar de 10% meest urgente faunaknelpunten wilden oplossen. Dit zijn 17 faunaknelpunten. Om deze ambitie te realiseren is € 5,4 miljoen benodigd. Met het oog op ons budgettair perspectief is ons voorstel om de faunaknelpunten gefaseerd aan te pakken. Dit betekent dat wij de komende 6 jaar de 10 meest urgente faunaknelpunten aanpakken. Hiervoor is in totaal € 3 miljoen benodigd. Na deze 6 jaar zijn aanvullende middelen benodigd om de overige faunaknelpunten aan te pakken. 

Het betreft een investering in eigen infrastructuur. Conform de uitgangspunten investeren in infrastructuur stellen we daarom voor de ‘afschrijvingssystematiek’ te hanteren. De afschrijvingslasten bedragen, uitgaande van een afschrijvingstermijn van gemiddeld 30 jaar, structureel € 0,1 miljoen. De bijbehorende dagelijkse beheer- en onderhoudslasten zullen op termijn ook € 0,1 miljoen bedragen. Wij stellen u voor om in 2021 een investeringskrediet van € 3 miljoen beschikbaar te stellen en vanaf 2022 structureel € 0,2 miljoen te reserveren voor de aanpak van 10 faunaknelpunten. Wij stellen voor de precieze toedeling van de lasten te verwerken bij de Begroting 2022.

Fiets
De provincie Overijssel zet samen met gemeenten stevig in op de realisatie van snelle fietsroutes en hoofdfietsroutes. Dit ter uitvoering van de door u in 2020 vastgestelde inzet op fiets, mede ter uitvoering coalitieakkoord en de eerder aanvaarde motie “fietssnelwegen in de hoogste versnelling” (juni 2018). De daarvoor beschikbaar gestelde middelen zijn al voor een groot deel bestemd. Dit jaar is vanuit de corona herstel- en transitieaanpak voor circa € 1 miljoen aan werk naar voren gehaald en daarmee een beslag gelegd op een deel van de middelen voor 2022 en 2023.

Onlangs is in samenwerking met het Rijk, provincies, gemeenten en andere instellingen een Nationaal Toekomstbeeld Fiets opgesteld. Wij willen graag bijdragen aan dit toekomstbeeld. In 2022 staan onder meer de uitvoering van de fietssnelroute Zwolle-Deventer en diverse deeltrajecten binnen gemeenten (onder meer de F35 en Zwolle-Hardenberg) op de planning. Een deel van deze infrastructuur betreft provinciale fietspaden. Door eerder genoemde intensiveringen zijn echter beperkte middelen beschikbaar in de komende periode.

Wij stellen u voor om in elk geval € 2 miljoen incidenteel extra te investeren in eigen fietsinfrastructuur. Omdat het nieuwe eigen infrastructuur betreft stellen we voor om conform de uitgangspunten investeren in infrastructuur de ‘afschrijvingssystematiek’ te hanteren. Dit leidt, uitgaande van een afschrijvingstermijn van gemiddeld 30 jaar en een bedrag voor beheer en onderhoud, tot een structurele last van € 0,1 miljoen. Wij stellen u voor dit bedrag vanaf 2023 te reserveren en de precieze toedeling van de lasten te verwerken bij de Begroting 2022.

Onze oorspronkelijke ambitie was om tevens € 4 miljoen cofinanciering beschikbaar te stellen voor gemeentelijke fietsprojecten. Met het oog op ons budgettair perspectief is ons voorstel om nu echter geen extra beslag te leggen op de Algemene Reserve. Wel stellen we voor om eventuele extra meeropbrengsten vanuit de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting ook in te zetten voor deze cofinanciering op fietsprojecten. Bij het coalitieakkoord is afgesproken meeropbrengsten vanuit de opcenten MRB in te zetten voor verkeersveiligheid. Wij voorzien dat de meeropbrengsten mogelijk hoger zullen uitvallen dan waar we bij het coalitieakkoord rekening mee hebben gehouden. Wij stellen voor om deze eventuele extra meeropbrengsten vanuit de Motorrijtuigenbelasting ook beschikbaar te kunnen stellen voor fietsprojecten. Deze investeringen dragen namelijk ook in grote mate bij aan de verkeersveiligheid. Indien u akkoord bent komen we hier bij de Monitor 2021-II, het moment waarop we een eventuele meevaller ramen, op terug.

Europese lobby
Maximale benutting van EU-middelen vraagt aan onze kant om cofinanciering, maar ook sterke regionale samenwerking en lobby. Onlangs zijn de nieuwe Integrale Public Affairs Agenda en de Europa agenda 2021 – 2027 vastgesteld. In deze agenda’s staan de Overijsselse ambities en prioriteiten in de Europese lobby en samenwerking voor de komende jaren uitgelijnd. Onze personele ruimte/capaciteit is echter te beperkt om in te zetten op alle beoogde lobbytrajecten. Wij achten extra personele inzet de komende jaren daarom nodig.

Onze oorspronkelijke ambitie was om structureel € 0,25 miljoen beschikbaar te stellen. Met het oog op ons budgettair perspectief en de keuzes die een volgende coalitie te maken heeft ten aanzien van de structurele begroting, is het voorstel om alleen deze periode incidenteel aanvullende middelen vrij te maken. Wij stellen u voor om in de periode 2021-2024 incidenteel in totaal € 0,5 miljoen beschikbaar te stellen voor extra personele inzet op de Europese lobby. Dit betekent wel dat de inzet deze periode lager is dan gewenst en niet structureel is geborgd. Op de precieze jaarlijkse verdeling van de middelen komen we terug tijdens de reguliere P&C cyclus.

Toekomstgerichte erven
In het programma Toekomstgerichte Erven zetten erfcoaches zich in om eigenaren in het landelijk gebied te ondersteunen bij het maken van plannen voor de toekomst van hun erf. Er is veel vraag naar erfcoaches die onafhankelijk meedenken over de toekomst van het erf.

Ook gemeenten zijn tevreden over de samenwerking binnen Toekomstgerichte Erven. Dit is ook gebleken uit de evaluatie. De financiering, en daarmee het programma, stopt echter in principe per 1 januari 2022. Wij achten het gezien de positieve ervaringen en onder meer de belangrijke link met de aanpak stikstof wenselijk om het programma voort te zetten. Om het programma ongewijzigd voort te zetten is in de jaren 2022-2023 een totale investering van € 2 miljoen benodigd.

Met het oog op ons budgettair perspectief stellen wij voor het ambitieniveau bij te stellen. Door deze bijstelling zullen we minder ervencoaches kunnen inzetten en dat heeft tot gevolg dat minder gesprekken gevoerd kunnen worden ten opzichte van het huidige aflopende programma. Wij onderzoeken de mogelijkheid om binnen het toekomstig programma Natuur en/of het vervolg van de aanpak Stikstof aanvullende inzet op het programma Toekomstgerichte Erven te organiseren.

Wij stellen u voor incidenteel € 1,125 miljoen beschikbaar te stellen voor de voortzetting van het programma Toekomstgerichte erven (€ 0,75 miljoen in 2022 en € 0,375 miljoen in 2023).

Gastvrij Overijssel / MarketingOost
De provincie Overijssel heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in een structuur van loketten voor ondernemers en professionele uitvoeringsorganisaties. Eén daarvan is MarketingOost.

In Overijssel werken toeristische marktpartijen samen in de netwerkorganisatie ‘Gastvrij Overijssel’, waarbij MarketingOost een belangrijke schakel is. De Provincie Overijssel ondersteunt financieel via het programma Gastvrij Overijssel.

Bij de herprioritering van de structurele begroting, als onderdeel van de Begroting 2020, is voor MarketingOost een structureel bedrag beschikbaar gesteld van € 0,425 miljoen. Een aanzienlijk deel van provinciale bijdrage voor Gastvrij Overijssel en Marketing Oost is echter incidenteel gefinancierd. Continueren van de huidige inzet zou een aanvullende jaarlijkse bijdrage vergen van circa € 0,3 miljoen in 2021, € 0,7 miljoen in 2022 en € 0,7 miljoen in 2023.

Met het oog op ons budgettair perspectief stellen we voor bewust te kiezen in de samenwerkingsverbanden die we financieel ondersteunen en scherp te zijn op de structurele verwachtingen die we wekken bij incidentele intensiveringen. Wel houden we rekening met lopende afspraken op de korte termijn. Daarom stellen we voor deze periode het ambitieniveau bij te stellen en in totaal € 1,0 miljoen beschikbaar te stellen. Daarmee is deze periode minder beschikbaar voor Gastvrij Overijssel en MarketingOost dan voorheen en valt het beschikbare bedrag de volgende periode terug naar € 0,425 miljoen. Wij doen dit uiteraard in goed overleg met de betrokken partijen.

Wij stellen voor incidenteel voor de periode 2021-2023 € 1,0 miljoen beschikbaar te stellen en dit toe te voegen aan het KvO budget voor Gastvrij Overijssel.

Economic Boards
Ondernemers, onderwijs en overheid werken in de regio (Zwolle, Twente en Clean Tech) samen in de Economic Boards. Onze bijdrage aan de Boards is incidenteel verwerkt in onze Begroting en bedroeg tot en met 2020 € 0,3 miljoen per jaar.

Met het oog op ons budgettair perspectief stellen wij voor onze bijdrage gefaseerd af te bouwen. Wij stellen u voor om voor de Economic Boards in de periode 2021-2023 in totaal nog incidenteel € 0,6 miljoen beschikbaar te stellen, waarbij de bijdrage gefaseerd wordt afgebouwd (€ 0,3 miljoen in 2021, € 0,2 miljoen in 2022 en € 0,1 miljoen in 2023).

Zoetwatervoorziening Oost-Nederland
Op 3 december 2020 heeft het Regionaal Bestuurlijk overleg Rijn-Oost het maatregelenpakket vastgesteld voor de 2e fase van het programma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON), onderdeel van het landelijke Deltaprogramma Zoetwater. Dit maatregelenpakket is nodig om te komen tot de rijksbijdrage van € 50 miljoen voor het programma ZON voor de periode 2022-2027. Hiervan zal ongeveer €20 miljoen terecht komen in Overijssel.

Vanuit het Rijk wordt vanuit het Deltafonds 25% bijgedragen aan het nieuwe ZON-programma voor de periode 2022-2027. De overige 75% moet worden gefinancierd vanuit de regio. Een deel van de regiopartners binnen ZON kunnen die cofinanciering zelf opbrengen. Dit geldt met name voor de overheden (provincies, waterschappen en gemeenten). Voor niet-overheden is het lastiger om cofinanciering te leveren. Met name terreinbeherende organisaties zijn nauwelijks in staat om zelf cofinanciering te leveren en zijn daarom grotendeels afhankelijk van subsidies van bijvoorbeeld provincie en waterschappen om de ambities binnen het programma ZON waar te kunnen maken. Daarom hebben zij een beroep gedaan op waterschappen en provincie voor een bijdrage aan de benodigde cofinanciering.

Onze ambitie is om alle benodigde watermaatregelen rond natuurgebieden te nemen en de omvorming naar klimaatbestendig loofbos te realiseren. Er is momenteel € 3,5 miljoen beschikbaar voor genoemde provinciale maatregelen binnen ZON voor 2022-2027 (€ 2 miljoen vanuit investeringsvoorstel Hitte, Droogte, Wateroverlast en € 1,5 miljoen vanuit reguliere watergelden) terwijl een bedrag van € 5,825 miljoen nodig is. Er is dus aanvullend incidenteel € 2,3 miljoen benodigd.

Met het oog op ons budgettair perspectief stellen wij voor de cofinanciering gefaseerd te regelen. Wij stellen u voor om deze coalitieperiode incidenteel € 1,15 miljoen aanvullend beschikbaar te stellen voor cofinanciering van het programma ZON. Wij zien kansen dit bedrag deze periode verder aan te vullen door in te zetten op Europese cofinanciering. Eventueel resterend benodigd budget zal moeten worden gevonden in de periode 2024-2027.

Agenda bodem en ondergrond
Met het convenant bodem en ondergrond (2016-2020) zijn met het Rijk afspraken gemaakt over de bodemsanering, bodembeheer en bodem in relatie tot maatschappelijke opgaven. Deze afspraken hebben geleid tot een provinciaal programma 2016-2020. Uit dit programma is ook de beleidsontwikkeling gefinancierd (€ 180.000 per jaar).

Voor de komende periode worden opnieuw afspraken gemaakt met het Rijk. In de komende periode, en bij invoering van de Omgevingswet (2022) blijft de provincie Overijssel verantwoordelijk voor een deel van de bodemsanering, grondwater en beleidsvorming voor bodem en ondergrond. De beschikbare rijksmiddelen zijn beperkt, waarbij het meeste deel gelabeld wordt uitgekeerd (vanaf 2021). Het Rijk stelt wel middelen beschikbaar voor de uitvoering van de spoedeisende bodemsaneringen en aanpak van risico locaties met PFAS en diffuus lood, maar niet voor de beleidsontwikkeling van bodem en ondergrond. De concept agenda bodem en ondergrond fungeert als het vervolg op het bestaande programma bodem voor de periode 2021-2025.

Ten behoeve van beleidsontwikkeling voor bodem en ondergrond stellen wij voor om in de periode 2021-2023 in totaal incidenteel € 0,25 miljoen beschikbaar te stellen. Met het oog op het budgettair perspectief is dit bedrag ten opzichte van de vorige periode naar beneden bijgesteld (met € 95.000).

Niet-vitale vakantieparken
In uw motie ‘Verloedering recreatieparken’ (april 2017, Hof c.s.) heeft u opgeroepen om onderzoek te doen naar recreatieparken die met verpaupering te maken hebben, om inzicht te geven in welke maatregelen en/of instrumenten overheden ten dienste staan om adequaat te kunnen optreden en om aan te geven of en op welke wijze de provincie (eventueel in samenwerking met gemeenten) een bijdrage zou kunnen leveren om verpaupering van vakantieparken tegen te gaan.

In 2018 zijn met de gemeenten in het Vechtdal pilots opgestart om ervaringen op te doen bij de aanpak van niet-vitale vakantieparken. Als vervolg hierop is in 2020 burgemeester Vroomen van de gemeente Ommen bereid gevonden om als kwartiermaker een ‘provincie dekkende aanpak voor niet vitale vakantieparken’ op te stellen.

Uit de vitaliteitsscan blijkt dat er circa 75 minder vitale vakantieparken zijn in Overijssel. Onze ambitie is een provinciedekkende aanpak niet-vitale Vakantieparken op zetten. Onderdeel hiervan is een expertisecentrum dat gemeentebesturen expertise en instrumenten aanreikt om zelf met de parken aan de slag te gaan. Gemeenten blijven zelf verantwoordelijk, maar kunnen daarbij wel worden gefaciliteerd vanuit deze op te zetten organisatie.

Onze ambitie is om samen met gemeenten alle niet-vitale vakantieparken te vitaliseren en daarmee uitvoering te geven aan de motie ‘Verloedering vakantieparken’ (Hof c.s. 2017). Hiervoor is een provinciale bijdrage benodigd van € 0,885 miljoen, rekening houdend met een bijdrage van ruim € 0,3 miljoen vanuit het Ondermijningsfonds. Met het oog op ons budgettair perspectief stellen we voor een lagere ambitie te hanteren en maximaal € 0,45 miljoen beschikbaar te stellen. Dit betekent wel dat substantieel minder parken gevitaliseerd of getransformeerd kunnen worden. Ook het ondermijningsvraagstuk kan daardoor minder stevig en integraal ter hand worden genomen.

Wij stellen u voor om voor in de periode 2021-2023 incidenteel € 0,45 miljoen beschikbaar te stellen voor de provinciedekkende aanpak niet-vitale vakantieparken.

Programma basisvaardigheden
De basisvaardigheden werden tot nu toe door ons opgepakt als een onderdeel van de wettelijke taak in ondersteuning bibliotheken. Het huidige beleidsprogramma Taal Werkt! voor het vergroten van basisvaardigheden in Overijssel loopt in 2021 af. We stellen voor het programma een vervolg te geven voor de periode 2022-2024.

We stellen we voor om 4 stappen te zetten om de basisvaardigheden in Overijssel te vergroten. De 4 stappen zijn opgesteld op basis van de inbreng van onze maatschappelijke partners en SER aanbevelingen betreffende verbreding provinciale rol, ondersteuning werkgevers en partners en aandacht voor monitoring. De focus ligt op de lokale uitvoering, netwerk en verbinding. Het is een combinatie van structurele en incidentele maatregelen. De structurele maatregelen omvatten een verbreding en inbedding van de nieuwe provinciale rol (stappen 1 en 4). De additionele impuls wordt gegeven door ondersteuning van gemeenten, werkgevers en maatschappelijke partners (stappen 2 en 3). We zetten in op de kennisopbouw, kennisdeling, regie en verbinding binnen en buiten Overijssel.

Wij stellen voor om voor het programma basisvaardigheden in totaal € 1,76 miljoen te reserveren. Ten opzichte van het afgelopen beleidsperiode blijft het jaarlijkse beschikbare budget daarmee zo goed als onveranderd, maar het wordt anders ingezet. Met name voor de incidentele impuls (stappen 2 en 3) is een groter budget beschikbaar. Hiermee willen we met name de innovatieve lokale arrangementen ondersteunen. Na de zomer leggen we u voor deze impuls een separaat investeringsvoorstel voor.

Verlengen noodsteun culturele sector
Bij het voorstel Overijsselse Aanpak Coronacrisis heeft u besloten noodmaatregelen te treffen om de culturele basisinfrastructuur in stand te houden en de kosten tot een maximum van € 5 miljoen te dekken vanuit de Algemene Risicoreserve. In 2020 heeft u in totaal € 3,4 miljoen noodsteun beschikbaar gesteld. Onder andere door compensatie van het Rijk zal een deel hiervan terugvloeien naar de Algemene Risicoreserve. Vanwege de lockdown eind vorig jaar zal ook in 2021 verlenging van onze steunmaatregelen nodig zijn om de instellingen de crisis door te helpen. Wij stellen voor om net als in 2020 steun te verlenen aan instellingen waar wij als provincie hoofdsubsidiënt zijn (zie onderstaande lijst). Ten opzichte van vorig jaar gaat het wel om minder instellingen. Ook verwachten we dat de schade lager zal uitvallen dan vorig jaar. Wij stellen voor in totaal € 0,75 miljoen vanuit de Algemene Risicoreserve beschikbaar te stellen in 2021. Ook deze noodsteun zullen wij in IPO verband indienen ter compensatie door het Rijk.

Aanvullende reservering volgende coalitieperiode
Op dit moment hebben we € 40 miljoen incidenteel gereserveerd voor de volgende coalitieperiode. Met het oog op het financieel perspectief en de ontwikkelingen waar in de volgende coalitieperiode rekening mee moet worden gehouden, stellen wij voor om aanvullend € 10 miljoen te reserveren. Daarmee komt het gereserveerde bedrag voor de volgende coalitieperiode uit op € 50 miljoen. Dit kan mede vanwege de incidentele vrijval van de reservering voor de Vloedbeltverbinding.

Overige ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Overige ontwikkelingen

Ontwikkelopgave Natura2000
Op 3 juli 2013 hebt u het statenvoorstel PS/2013/412 “Samen verder aan de slag met de EHS" vastgesteld, de Uitvoeringsreserve NNN (Natuurnetwerk Nederland, voorheen EHS) ingesteld en deze met provinciale middelen gevuld en een aantal uitvoeringskaders vastgesteld. U heeft in aansluiting daarop op 13 november 2013 kennis genomen van de beschikbare rijksmiddelen. In dat perspectief hebt u besloten om de Ontwikkelopgave Natura2000 uit te voeren binnen de landelijke en interprovinciale kaders (commissie-Jansen). In het statenvoorstel PS/2014/62 “Uitvoeringsreserve EHS” zijn de spelregels voor de sturing, beheersing en verantwoording van de uitvoeringsreserve NNN aan u voorgelegd. Daarnaast is in dat voorstel de dekking voor de prognose van de Ontwikkelopgave Natura 2000, het omvangrijkste onderdeel, en voor het beheer en de uitvoeringskosten gegarandeerd tot en met 2021.

Vanaf 2018 hebben wij conform toezeggingen een jaarlijkse actualisatie van de Uitvoeringsreserve NNN uitgevoerd. Wij hebben u daar op verschillende momenten via de P&C cyclus over geïnformeerd. Op 4 november 2020 hebben we via een informatiesessie de informatie over de actualisatie 2020 met u gedeeld.

Het beeld van de Actualisatie 2021 sluit aan bij de Actualisatie 2020
De Actualisatie 2021 is afgerond. Daaruit komt het volgende beeld naar voren (in € mln):

Het beeld uit de Actualisatie 2021 sluit in grote lijnen aan bij die van vorig jaar. Er zijn twee belangrijke aanpassingen in de raming 2021 ten opzichte van de raming 2020:

  • Voor Springendal / Dal van de Mosbeek hebben wij op 9 februari j.l. het Ontwerp-PIP vastgesteld. Daarmee waren meerkosten van € 11,5 miljoen gemoeid ten opzichte van de raming 2020. Deze hogere raming is verwerkt in de Actualisatie 2021. Wij verwachten dat deze intensivering onder de bijdrage uit Programma Natuur gebracht kan worden.
  • Er is een afspraak met het Rijk gemaakt over de inzet van Rijksmiddelen voor de Veenweide-gebieden. Deze middelen zijn beschikbaar gesteld vanuit het Klimaatakkoord, en gericht op CO2-reductie. De maatregelen die wij nemen in Wieden / Weerribben hebben zowel effect op CO2-reductie als versterking van de stikstof-gevoelige natuur. Wij hebben in de huidige raming € 8 miljoen aan kosten verbonden aan grondverwerving Wieden / Weerribben ondergebracht binnen de Veenweide-regeling.


Voor de verbetervoorstellen brengen wij de verwachtingen voor realisatie in beeld
In het kader van de landelijke bezuinigingen in 2010 is de omvang van de opgave voor nieuwe natuur fors teruggebracht. Bij de uitwerking van deze bezuinigingen voor Overijssel hebben Swb-partners een aantal projecten aangedragen, als logische verbetering voor de nog resterende opgave begrensde nieuwe natuur (toen nog EHS). Deze werden kansrijk geacht voor uitvoering maar met een tekort in de dekking. Na een consultatie- en beoordelingsronde heeft PS een lijst met projecten vastgesteld, onder de naam Verbetervoorstellen EHS. Voor deze projecten is een bedrag van € 25,5 miljoen beschikbaar, waarvoor ca. 500ha aan nieuwe natuur gerealiseerd moet worden. De projecten worden op vrijwillige basis uitgevoerd, het trekkerschap ligt bij de Swb-partners. De einddatum voor realisatie is inmiddels verschoven van 2018 naar 2027, daarmee aansluitend bij het Natuurpact.

De meest recente inventarisatie laat zien dat er een aanzienlijk risico is dat de Swb-partners met inzet van het beschikbare bedrag niet de gehele opgave van 500ha zullen realiseren. De kosten voor verwerving van de tot nu toe gerealiseerde ha’s zijn relatief hoger uitgevallen, doordat  grondprijzen de afgelopen jaren zijn gestegen. De realisatie kost ook (veel) meer tijd dan gedacht. Wij zijn in gesprek met betrokken partners over de vooruitzichten voor realisatie van de oorspronkelijke opgave qua hectares nieuwe natuur. Bij de actualisatie 2022 van de Uitvoeringsreserve NNN zullen wij u informeren over mogelijke vervolgacties.

Er is meer duidelijkheid over de aanvullende Rijksmiddelen voor natuurherstel
De afgelopen jaren hebben wij gestuurd op de ramingen en risico’s (“scherp aan de wind varen”). Daartoe is in 2019 een aantal stuurknoppen in beeld gebracht, gericht op kostenbeheersing en het vinden van aanvullende dekking. In 2020 is verder gewerkt aan deze stuurknopen, waarbij de meeste effecten aan de kant van de aanvullende dekking zijn gevonden.

In 2020 hebben wij in IPO-verband afspraken gemaakt met het Rijk over de aanvullende Rijksmiddelen voor natuurherstel op basis van de Stikstofwet. Wij hebben u daar over geïnformeerd via een brief (“Samenhang Ontwikkelopgave N2000 en Programma Natuur”, dd. 9 februari 2021). Voor enkele projecten was medio 2020 in beeld dat de door gebiedspartijen gewenste robuuste uitwerking van de natuurherstelmaatregelen tot aanzienlijke meerkosten zouden kunnen leiden. Deze plannen zijn nog niet in detail verder uitgewerkt, en zijn ook niet in de prognose Actualisatie 2021 opgenomen. De benodigde extra financiële middelen voor deze robuuste uitwerking van maatregelen passen binnen de specifieke uitkering Programma Natuur. Soms kan de dynamiek van een gebiedsproces een besluit nodig maken voordat er duidelijkheid is over de uitwerking van Programma Natuur. Als dat aan de orde komt, zullen wij u een afzonderlijk voorstel voorleggen.

Wij zien ook dit jaar geen noodzaak voor een beroep op de Algemene Risicoreserve
Met scherp aan de wind (blijven) varen en de genoemde mogelijkheden tot aanvullende dekking lijkt het nog steeds mogelijk om de opgave binnen de met u afgesproken financiële kaders uit te voeren.
Bij de Begroting 2020 is een storting van € 36 miljoen gedaan in de Algemene risicoreserve voor risico’s samenhangend met de Ontwikkelopgave Natura2000. Wij denken dat het op dit moment niet nodig is om u een voorstel te doen voor aanvullende middelen ten laste van deze Algemene risicoreserve.

Eindbeheer en reguliere posten lopen m.i.v. de begroting 2022 niet meer via de Uitvoeringsreserve NNN
Bij de instelling van de Uitvoeringsreserve Natuurnetwerk (PS/2014/62) is besloten dat de dekking voor het beheer en uitvoeringskosten is gegarandeerd tot en met 2021. In de Perspectiefnota 2019 (PS/2018/478) is aangekondigd om de structurele beheer en uitvoeringslasten vanaf 2022 af te splitsen van de Uitvoeringsreserve. De financiële gevolgen van deze ontvlechting zullen wij verwerken bij de Begroting 2022.