Ontwikkelingen en voorstellen

Ontwikkelingen en voorstellen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In dit deel van de perspectiefnota schetsen we het budgettair perspectief voor de komende vier jaar. Hieronder staan de uitgangspunten die wij hanteren bij het opstellen van het budgettair perspectief. Verder wordt ingegaan op de ontwikkelingen en voorstellen bij deze perspectiefnota. We maken daarbij onderscheid tussen niet-beïnvloedbare mutaties (zoals recente besluitvorming en autonome ontwikkelingen) en beïnvloedbare mutaties. Ook melden we een aantal overige ontwikkelingen. In de twee andere onderdelen staan de liquiditeitsprognose en het eindbeeld van het budgettair perspectief.

Uitgangspunten

Terug naar navigatie - Uitgangspunten

Wij hanteren bij het opstellen van het budgettair perspectief standaard de volgende uitgangspunten:

  • Wij ramen conform het voorzichtigheidsprincipe alleen voor de eerstvolgende jaarschijf de structurele doorwerking van een eventuele positieve accresontwikkeling. Negatieve accresontwikkelingen verwerken we gelijk meerjarig. De raming baseren we op de laatst bekende circulaire (en dit jaar de maartbrief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninklijke relaties).  
  • Wij ramen in lijn met de raming van de accresontwikkeling alleen de structurele doorwerking van de indexatie op de eerstvolgende jaarschijf. De indexatie baseren we op het laatst bekende indexpercentage (HCIP conform CBP). Bij deze perspectiefnota wijken we deels af van het gebruikelijke uitgangspunt. Dat lichten we hieronder nader toe. 
  • Wij ramen de opbrengsten uit de motorrijtuigenbelasting (MRB) op basis van de gegevens die wij begin van elk jaar ontvangen van de Belastingdienst. Bij de monitor II verwerken we eventuele mee- of tegenvallers.  
  • Wij ramen onze dividendinkomsten voor 60% structureel en voor 40% incidenteel. 

Niet-beïnvloedbare mutaties

Terug naar navigatie - Niet-beïnvloedbare mutaties

Accresontwikkeling provinciefonds n.a.v. het Regeerakkoord
Het nieuwe Regeerakkoord leidt tot een opwaartse bijstelling van het accres. De Rijksbegroting neemt in omvang toe en dat werkt door in de omvang van het Provinciefonds. Daarnaast heeft het Rijk de oploop van de opschalingskorting bevroren. Het accres neemt daardoor structureel toe met € 5 miljoen vanaf 2022. Volgend jaar stijgt het accres met nog eens € 3 miljoen naar € 8 miljoen. In de jaren 2024 en 2025 hadden we de verdere oploop van de opschalingskorting, van € 0,8 miljoen per jaar, al verwerkt in het budgettair perspectief. Deze korting vervalt (voorlopig). Vanaf 2026 neemt het accres behoorlijk af vanwege het plafond dat in het regeerakkoord is opgenomen.

Indexering accres provinciefonds
De accresontwikkeling onder a. is gebaseerd op de maartbrief van het Rijk. De ontwikkeling is in de maartbrief gebaseerd op de inflatiecijfers in september 2022. Wij verwachten in de meicirculaire een aanpassing van de ramingen op basis van de nieuwe inflatiecijfers en daarmee een hoger accres. We stellen voor het accres vanaf 2023 met structureel € 4 miljoen te verhogen. Eventuele extra meevallers bij de meicirculaire stellen we voor om toe te voegen aan de buffer voor het opvangen van indexeringen (zie volgende punt).

Indexeringen
Op dit moment is er sprake van zeer ongebruikelijke inflatiecijfers. Dat leidt op verschillende terreinen tot flink hogere kosten die niet binnen budget kunnen worden opgevangen. Op dit moment is moeilijk te overzien wat de lange termijn effecten zijn voor onze begroting. We moeten rekening houden met verschillende scenario’s. 

Normaal gesproken indexeren we de begroting van het volgende jaar (nu 2023) met de indexcijfers van dit moment (maart huidig jaar). De geharmoniseerde consument- en prijsindex (HICP) bedroeg in maart 5,9%. Niet op alle terreinen zal er evenveel last ondervonden worden van de inflatie, op sommige terreinen meer en op andere terreinen minder. In de wegenbouwsector is het indexpercentage bijvoorbeeld veel hoger dan de HICP. Om deze reden stellen wij voor om de gehele structurele begroting voor volgend jaar met 3% (circa € 4,5 miljoen) te indexeren en daarnaast een buffer te creëren van nog eens structureel € 4,5 miljoen. De buffer voegen we voorlopig toe aan de post onvoorzien en is bestemd voor begrotingsonderdelen die met onontkoombaar hogere kosten worden geconfronteerd. Bij de begroting 2023 komen we waar nodig terug op een nadere invulling van deze buffer.

Het indexcijfer waarmee de begroting 2022 is geïndexeerd was 1,8%. Daarmee loopt onze begroting op sommige onderdelen nu al uit de pas. Om deze reden stellen we voor om op een aantal begrotingsposten dit jaar al extra middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast voorzien we op een aantal projecten en programma’s nog meer indexeringstekorten, bijvoorbeeld de kosten voor Faunaschade en verschillende infrastructurele projecten zoals de Vloedbeltverbinding. Bij deze perspectiefnota doen we enkel voorstellen om budgetten te verhogen als de tekorten onvermijdelijk en onontkoombaar zijn, bijvoorbeeld vanwege lopende contracten. Bij projecten waar nog moet worden aanbesteed kijken we eerst of de hogere kosten binnen bestaande budgetten en/of met scopewijzigingen kunnen worden opgevangen. Omdat we ook al in de begroting 2022 kunnen worden geconfronteerd met onverwachte extra kosten stellen we voor om de buffer van € 4,5 miljoen al in het lopende jaar 2022 in te laten gaan.

Of de buffer die we aanleggen voldoende zal zijn voor alle prijs- en loonstijgingen is zeer onzeker. Als de huidige ontwikkelingen zich in dit tempo doorzetten, dan zal dat meer incidentele en structurele financiële ruimte vragen óf leiden tot aanzienlijke keuzes. We stellen in elk geval voor om eventuele meevallers bij de meicirculaire te benutten voor het vergroten van de buffer.

Het OV kent een eigen 5 jaars gemiddeld gewogen indexpercentage. De indexatie die dit jaar plaatsvindt loopt daarmee achter ten opzichte van de werkelijke ontwikkeling in het lopende jaar. Eventuele tekorten vangen we op binnen de daarvoor bestemde risicoreserve OV. Voor de lange termijn betekent het hogere indexpercentage in dit jaar dat we met een gemiddeld hogere OV indexatie te maken zullen gaan krijgen.

Indexeringen programma's en projecten Wegen en Kanalen
Het indexcijfer waarmee de begroting 2022 is geïndexeerd was 1,8%. Daarmee loopt onze begroting op sommige onderdelen nu al uit de pas. Om deze reden stellen we voor om op een aantal begrotingsposten dit jaar al extra middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast voorzien we op een aantal projecten en programma’s nog meer indexeringstekorten, bijvoorbeeld de kosten voor Faunaschade en verschillende infrastructurele projecten zoals de Vloedbeltverbinding. Bij deze perspectiefnota doen we enkel voorstellen om budgetten te verhogen als de tekorten onvermijdelijk en onontkoombaar zijn, bijvoorbeeld vanwege lopende contracten. Bij projecten waar nog moet worden aanbesteed kijken we eerst of de hogere kosten binnen bestaande budgetten en/of met scopewijzigingen kunnen worden opgevangen.

We stellen voor om als gevolg van vastgelegde contractafspraken voor het beheer en onderhoud van onze wegen in totaal € 2,6 miljoen aanvullend beschikbaar te stellen. Daarnaast stellen we voor om € 9,3 miljoen aanvullend beschikbaar te stellen voor de N35 (knooppunt Raalte). Op basis van de laatste raming kent het project een indexatietekort van € 13,5 miljoen. Op basis van de verhouding tussen de oorspronkelijk scope / bijdragen is ons aandeel in het indexatietekort € 9,3 miljoen. We gaan ervan uit dat Rijkswaterstaat en de gemeente Raalte hun aandeel van het tekort bijdragen.

Opcenten motorrijtuigenbelasting en verkeersveiligheid
Het kabinet heeft mede naar aanleiding van het ROB onderzoek aangekondigd de provincies te compenseren voor de misgelopen belastingopbrengsten vanwege de vrijstelling van elektrische voertuigen (in het kader van het klimaatakkoord). De compensatie over de jaren 2020-2024 zal in 3 termijnen worden uitgekeerd en levert ons de komende drie jaar incidenteel € 7,2 miljoen per jaar op. Omdat de vrijstelling van EV’s vanaf 2025 vervalt verwachten we dat we vanaf dan ook structureel extra opbrengsten ontvangen. Tot slot heeft de Belastingdienst de ramingen voor de ontvangsten naar boven bijgesteld, omdat het wagenpark nog steeds groeit. Vanaf 2022 verwachten we structureel € 1,5 miljoen meer te ontvangen.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat de meeropbrengsten op de MRB ten gunste komen van maatregelen voor verkeersveiligheid. Bij deze perspectiefnota zijn meerdere voorstellen opgenomen voor aanvullende budgetten die direct te relateren zijn aan verkeersveiligheid. De extra benodigde investeringen voor de N50 (€ 1,9 miljoen), N337 (€ 0,9 miljoen) en de N760 (€ 1,0 miljoen) zijn allen grotendeels in het kader van verkeersveiligheid en bedragen tezamen al meer dan de € 3 miljoen die we in 2022 en 2023 extra verwachten te ontvangen uit de MRB. Daarnaast verhogen we het budget voor de N35 (knooppunt Raalte) met € 9,3 miljoen, waarmee bovendien een belangrijk deel van de compensatie voor de misgelopen MRB ten gunste komt van verkeersveiligheid.

Dividend Enexis
Naar aanleiding van het behaalde jaarrekeningresultaat keert Enexis haar aandeelhouders extra dividend uit. Voor provincie Overijssel betekent dit een extra incidentele ontvangst van € 3,8 miljoen in 2022. 

Tekorten wegenprojecten
Naast indexering hebben andere ontwikkelingen geleid tot tekorten op een viertal wegenprojecten (rotonde N337 De Meente Olst, N760 IJsselmuiden-Genemuiden, aansluiting N315/N768 Haaksbergen, Kademuur Ossenzijl). Voor dekking van deze tekorten wordt in 2022 € 770.000 en in 2023 € 3.415.000 aan aanvullende middelen gevraagd.

Monitoring milieu-impact
Op alle bestuurlijke niveaus zijn er afspraken gemaakt over het verminderen van milieu-impact. Om voor infrastructuur invulling te geven aan deze afspraken en om opvolging te geven aan PS besluit 2021/11007, naar aanleiding van het rekenkamerrapport De cirkel rond krijgen (2020/1103779), is er voor monitoring en rapportage structureel € 100.000 per jaar nodig met ingang van 2023.

Road Infrastructure Safety management
In 2022 wordt de EU-richtlijn 2019/1936 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Onderdeel is de verplichting tot het invoeren van nieuwe instrumenten gericht op het structureler en diepgaander monitoren van de verkeersveiligheid op provinciale autowegen en dit toe te passen in het studie en ontwerpproces. Voor de uitvoering van de taken is structureel € 70.000 per jaar benodigd en in 2024 eenmalig € 50.000 extra met ingang van 2023. Er is één keer in de vier jaar € 50.000 extra benodigd.

Concessie Twente
December 2023 loopt de concessie Twente af, momenteel wordt er gewerkt om de aanbesteding te kunnen starten. Gunning van het contract wordt verwacht omstreeks december 2022. Een doorrekening laat zien dat indien wordt vastgehouden aan het huidige budget een forse neergang van het voorzieningenniveau dreigt. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) verwacht evenwel dat de reizigers tussen 2023 en 2025 weer op hetzelfde niveau zitten als pré corona. Dit tegen de achtergrond van diverse opgaven zoals de verdere verduurzaming van het openbaar vervoer. Voor de busdiensten is een structurele budgetverhoging van circa € 2,8 miljoen (15% subsidiebudget) met ingang van 2024 noodzakelijk om, in combinatie met het verwachte herstel van reizigersopbrengsten, het huidige voorzieningenniveau op lange termijn te kunnen handhaven. Naar verwachting kan hiervan € 1,2 miljoen gerealiseerd worden binnen kerntaak 4 door een meevaller vanuit de specifieke uitkering decentrale trein- en tramdiensten. We stellen u voor om bij deze Perspectiefnota, voor de tijd dat de concessie loopt, vanaf 2024 aanvullend € 1,6 miljoen beschikbaar te stellen.

Bedrijfsvoering
We zijn kwetsbaar in onze bedrijfsvoering. Naast de toenemende druk op financiën betreft het hier met name onze Informatievoorziening, informatieveiligheid en wet -en regelgeving. Uit extern onderzoek blijkt dat wij onvoldoende toegerust zijn om de opgaven op het gebied van Informatievoorziening en Digitalisering het hoofd te bieden. De formatie is te krap bemenst, met name in de strategische en tactische functies. Dit vangen we nu op door veel in te huren. Daarnaast stijgen ook de exploitatiekosten van de informatievoorziening. Met een groeiende organisatie nemen we meer licenties af, licenties worden duurder, de prijzen van toeleveranciers stijgen. Verder worden we vanuit het Rijk geconfronteerd met nieuwe wet- en regelgeving die groeiende investeringen in onze systemen vragen, inclusief het bijbehorende beheer en onderhoud. Dit alles heeft tot gevolg dat de beschikbare budgetten onvoldoende zijn. Daarnaast is aanvullend budget nodig om een aantal digitale transities (zaakgericht werken en MS365) die reeds in gang gezet zijn succesvol af te ronden. Denk daarbij aan het ontmantelen van de oude systemen, netwerkschijven en archivering. Ook de kosten voor SSC ONS stijgen. Om de kwaliteit en continuïteit te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren vraagt SSC ONS extra budget beschikbaar te stellen.

Samenvattend, gezien voorgaande, stellen wij daarom voor de ten behoeve van de bedrijfsvoering de volgende extra middelen beschikbaar te stellen: 

  1. Voor de versterking van de personele formatie BV stellen wij voor € 1,8 miljoen structureel beschikbaar te stellen, waarvan € 1,5 miljoen voor de versterking van de I&D organisatie en € 0,3 miljoen voor de financiële functie. Voor de I&D organisatie wordt daarnaast € 0,4 miljoen incidenteel voor 2023 gevraagd. 
  2. Voor de stijgende exploitatiekosten I&D stellen wij voor om structureel € 0,5 miljoen (in 2023) aflopend naar € 0,2 miljoen in 2026 en daarnaast voor met name het opvangen van de piek in wet- en regelgeving voor de jaren in 2023 en 2024 jaarlijks € 0,75 incidenteel beschikbaar te stellen.  
  3. Voor de afronding van lopende projecten stellen wij voor € 1,2 miljoen in 2023 en € 0,8 miljoen in 2024 incidenteel beschikbaar te stellen. 
  4. Voor de stijgende kosten van SSC-ONS stellen we voor in 2022 € 69.000 en vanaf 2023 € 1,228 miljoen structureel beschikbaar te stellen. Daarnaast stellen we voor om in 2022 € 113.000 incidenteel beschikbaar te stellen. 

Programma implementatie Omgevingswet
De inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet is wederom uitgesteld. Oorspronkelijk zou de wet in 2018 inwerkingtreden, maar zij is meerdere malen uitgesteld door de complexiteit van de wet en de vertraging in de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet(DSO). Het opleverniveau van het DSO zal bij inwerkingtreding ook nog niet op het niveau zijn dat we met elkaar voor ogen hebben. We zijn daardoor genoodzaakt om al lerende te werken met de nieuwe instrumenten en technieken van de omgevingswet. De implementatie van de omgevingswet vraagt veel van de organisatie, vooral rond de periode van inwerkingtreding. Uitstel leidt tot extra personele inzet, doordat het programmateam langer operatief moet zijn, specialisme vanuit de organisatie langer worden ingezet of ingehuurd en op communicatie, techniek en het stroomlijnen van processen moet in de komende maanden extra worden ingezet om te kunnen anticiperen op wat er tussentijds vanuit het DSO wordt opgeleverd. Daarnaast is er sprake van hogere implementatiekosten en kosten voor tijdelijke maatregelen zoals de aanschaf en uittesten van software, de inrichting van noodscenario’s om een minimale dienstverlening naar inwoners en bedrijven te kunnen bieden als het DSO bij inwerkingtreding uitvalt of op onderdelen niet werkt. Voor het aansluiten van onze processen op het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn wij afhankelijk van het tot stand komen van dit landelijke digitale stelsel, dat helaas veel vertraging kent.

Er ontstaat dit jaar al te kort voor 2022, omdat alle benodigde acties voor 2023 uitgevoerd moeten worden. Het programma heeft ruim drie ton budget ruimte, maar € 1,9 miljoen nodig. Dit betekent een tekort van € 1,1 miljoen in 2022 en € 0,45 miljoen in 2023. Tegenover de lasten voor de invoering van de omgevingswet staan (op termijn) baten voor het kunnen innen van milieuleges. Hiermee kunnen de lasten voor de invoering van de omgevingswet in de toekomst terugverdiend worden. De lasten gaan hier voor de baten uit. Het moment waarop we de leges mogen innen is afhankelijk van de invoering van de wet. De baten kunnen we daarom nog niet verwerken in de begroting.

Schakels VTH, beheerplannen en stikstof
De inspanningen op het stikstofdossier op het gebied van vergunningverlening, handhaving en toezicht nemen nog steeds toe. De belangrijkste reden zijn de uitspraken die worden gedaan door de Raad van State en regionale rechtbanken. Veel van deze uitspraken maken dat VTH-processen herzien moeten worden en dat lopende dossiers opnieuw doorgerekend/beoordeeld moeten worden. Ook neemt de intensiteit rondom bezwaar/beroep en handhavingsverzoeken toe. Denk hierbij aan het legaliseren van PAS-melders, behandeling van handhavingsverzoeken en de problematiek rondom ‘extern salderen’. We stellen dan ook voor om de tijdelijke inzet op VTH voor 2023 en 2024 te continueren en jaarlijks incidenteel € 1,6 miljoen beschikbaar te stellen.

Als het gaat om de schakel Natuurherstel in de Overijsselse aanpak Stikstof spelen de beheerplannen N2000 een belangrijke rol. De vertraging in de nationale Actualisatie van de Natura 2000 Doelensystematiek, en het opnemen van de Natuurdoelanalyses in de Wet stikstofreductie natuurherstel (Wsn) hebben gevolgen voor de planning en de inhoud van de tweede generatie beheerplannen. Dit betekent dan ook dat we de actualisatie van de beheerplannen niet zijn gestart.  Wel is begonnen met de voorbereidingen voor het opstellen van de natuurdoelanalyses, met de ambitie dat de laatste natuurdoelanalyse uiterlijk medio 2023 is vastgesteld.  Wij zijn van plan om het opstellen en vaststellen van de 20 beheerplannen waarvoor Overijssel bevoegd gezag is, te spreiden in de tijd om zo optimaal onze capaciteit in middelen en menskracht in te zetten. Dit betekent dat we verwachten vanaf 2024 elk jaar 4 geactualiseerde plannen vast te stellen. Uiteindelijk zijn dan in 2028 alle plannen geactualiseerd. Om de uitvoering van no-regret maatregelen niet afhankelijk te laten zijn van het nieuwe beheerplan, zullen wij tussentijds voor een aantal beheerplannen addenda opstellen. Via deze addenda worden die betreffende maatregelen dan toegevoegd aan het beheerplan. Vanaf 2023 is in de begroting structureel € 190.000 beschikbaar voor het opstellen van de natuurdoelanalyses en het actualiseren van de beheerplannen op basis van de natuurdoelanalyses. Dit is onvoldoende om de bovenstaande activiteiten uit te voeren, daarom stellen we voor aanvullend in 2023 € 295.000 en in 2024 € 150.000 beschikbaar te stellen.

Tegelijkertijd zien we dat aanvullend stikstofbeleid op het gebied van landbouw en andere sectoren nodig is en inzet blijft vragen. Daarnaast ontstaat door jurisprudentie steeds meer duidelijkheid over wat het stikstofbeleid moet inhouden. Om adequaat te handelen en te reageren is daarom ook de komende jaren aanvullende inzet nodig. Zeker ook om de belangen van de landbouw daarin goed mee te kunnen nemen, is extra kennis en inzet op dit terrein noodzakelijk. Daarnaast willen we ook optimaal gebruik maken van het Nationaal Programma Landelijk gebied en ook dat maakt voor 2023 en 2024 een vergroting van onze inzet ook op het gebied van stikstof beleid noodzakelijk. We stellen voor hier in beide jaren € 605.000 aanvullen beschikbaar te stellen. Daarnaast is structureel € 425.000 aanvullend nodig voor de jaarbijdrage aan BIJ12 voor het PAS-bureau en aan IPO voor de Interprovinciale Programmaorganisatie Stikstof (IPS). Vanwege extra capaciteit (via IPO) en extra ondersteuningscapaciteit (via BIJ12) die daarvoor nodig zal zijn.

Faunaschade en faunaonderzoek
In de provinciale omgevingsverordening en beleidsregels voor faunaschade staan de uitgangspunten voor het toewijzen van tegemoetkomingen in geleden schade. Op dit moment is het beleid om alle schade te vergoeden, waardoor de kosten steeds verder oplopen. Ruim 90% daarvan betreft schade door ganzen. De schade door de wolf was de afgelopen jaren zeer beperkt. In 2022 wordt het faunabeleid herijkt. We hebben aandacht voor onderzoek, preventie en extra maatregelen om verdere stijging van de schadekosten te voorkomen. Op de langere termijn moet dat leiden tot lagere kosten. Voor 2022 is € 525.000 en 2023 is € 385.000 extra nodig om de schade aanvragen te kunnen dekken.

Beïnvloedbare mutaties

Terug naar navigatie - Beïnvloedbare mutaties

Verduurzaming provinciehuis
De provincie Overijssel wil een actieve bijdrage leveren aan de energietransitie. Wij hebben daar een voorbeeldfunctie in. Wij willen onze bijdrage leveren door onze CO2 uitstoot te reduceren (gasloos), ons energieverbruik te verminderen (isolatie, slimme stopcontacten) en door de energie die wij gebruiken zelf op te wekken (zonnepanelen). Dit doen wij niet alleen. Samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben wij daarvoor een routekaart 2030 opgesteld. De geopolitieke situatie laat momenteel zien hoe kwetsbaar we zijn als wij in onze energiebehoefte afhankelijk zijn. Wij willen daarom de verduurzaming in 2023 gaan versnellen en intensiveren. In onze aanpak zoeken we naar ‘quick wins’ die onze uitstoot zoveel mogelijk beperken en ons energieonafhankelijk(er) maken. Onze investeringen vragen geld, maar verdienen zich door energiebesparingen en eigen energieopwekking voor een groot deel ook terug.  

Voor een deel van onze verduurzamingsopgaven is eerder investeringsbudget toegezegd. Dit investeringsbudget is echter niet toereikend om alle gewenste maatregelen in te voeren. Wij vragen daarom een aanvullend investeringsbudget van € 3,5 miljoen in 2023.  
Wij moeten onze investeringen activeren en afschrijven. Dit doen wij conform onze financiële verordening. Doordat we meer investeren nemen ook de afschrijvingslasten toe. Voor een groot deel van deze afschrijvingslasten vinden wij dekking in onze exploitatie doordat wij met de voorgestelde maatregelen geld besparen. Maar voor het resterende deel hebben wij geen dekking. Hiervoor vragen wij vanaf 2024 een structurele dekking van € 70.000.  

N50 (Kampen – Kampen zuid)
De N50 Kampen Zuid-Kampen is in 2014 door een regionale toezegging van een bijdrage van 50% van de kosten bij IenW op de agenda komen te staan. Op dat moment werd uitgegaan van uitvoeringskosten van € 10 miljoen. Door een aantal oorzaken waaronder te weinig personeel bij Rijkswaterstaat en de Via15 uitspraak over stikstof is de uitvoering van het project vertraagd tot 2023/2024. Bij het maken van een preciezere raming in kader Planstudie is in 2021 naar boven gekomen dat uitvoering in 2023/2024 nu rond de € 15 miljoen zou uitkomen, onder meer door verkeersveiligheidsmaatregelen (verleggen as weg i.v.m. boogstralen). De meerkosten zijn (indien definitief besloten door Rijk en regio en behoudens goedkeuring door de staten) weer voor Rijk en regio. Uitgaande van de eerdere regionale verdeling van de kosten is de bijdrage van de provincie Overijssel € 1,9 miljoen (76,4% van de regionale bijdrage). Met het Rijk is afgesproken dat dit bedrag in 2022 wordt overgemaakt, zodat er vanuit de regio geen indexering hoeft te worden toegepast. Dit is sinds 2014 ook niet gebeurd.

Programma nieuwe Omgevingsvisie Overijssel
Om meer ruimte te bieden voor een intensiever participatietraject en oog te houden voor de kwaliteit van de Omgevingsvisie, hebeen we besloten meer tijd te nemen voor de ontwikkeling van de nieuwe Omgevingsvisie. In het najaar 2022 wordt het fundament en vier urgente opgaven ter vaststelling aangeboden aan PS. Uitwerking van dit Fundament zal gebiedsgericht plaatsvinden in gebiedsagenda’s, -plannen en/of -programma’s. Deze werken we samen met onze partners uit en die vormen weer de basis voor de nieuwe Omgevingsvisie die samen met de catalogusgebiedskenmerken en de verordening in het voorjaar van 2024 voor vaststelling wordt aangeboden. Door een langere doorlooptijd en een intensiever participatietraject, is het huidige budget niet toereikend. Daarnaast ontstaat een tekort door hoger uitvallende kosten voor het maken van een milieueffectrapport en de hiervoor benodigde procedure. Omdat dit een innovatief en breed onderzoek naar omgevingseffecten betreft, zijn meer kosten gemaakt voor analyse, ontwikkeling van indicatoren en onafhankelijk advies van de commissie meer dan vooraf was ingeschat en is extra onderzoek nodig voor de omgevingseffecten van samenhangende keuzes. Het totaal tekort schatten wij in op € 565.000. In het investeringsvoorstel is € 700.000 beschikbaar gesteld. Dit KVO-geld is beschikbaar gesteld t/m 2023. We stellen voor om naast de extra middelen, eveneens de termijn van oplevering en besteding van KVO-middelen t/m 2024 te verlengen.  

Soortenmanagement plannen
Verduurzaming van woningen door particulieren is een belangrijk onderdeel van de energietransitie. Hierbij kan echter schade worden berokkend aan beschermde gebouw bewonende vogels en vleermuizen en/of aan hun nest- of verblijfplaatsen. Voor particulieren is een ontheffing vaak geen mogelijkheid en zijn kosten voor ecologisch onderzoek en/of het nemen van maatregelen hoog, zodat dit in de praktijk niet gebeurt. Hierdoor wordt regelmatig de Wet natuurbescherming overtreden. De provincie is verantwoordelijk voor handhaving hierop. Handhaving, handhavingsverzoeken, communicatie en rechtszaken daarover kunnen ertoe leiden dat de verduurzaming stil komt te liggen en dat we daarmee de energietransitie doelstellingen niet gaan halen. Daarnaast is de provincie verantwoordelijk voor het behoud of herstel van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten (zorgplicht).

Het gemeentelijk Soortenmanagementplan (SMP) is de beste optie om overtreding van de wet te voorkómen en gebouw bewonende soorten te beschermen. Een SMP bestaat uit onderzoek naar het voorkomen van populaties van soorten en het nemen van voorzorgsmaatregelen (bijv. natuurinclusief werken door isolatiebedrijven, aanbrengen van nestplaatsen en verbetering van leefgebied). Aan de hand van een SMP kan een gemeente een gebiedsontheffing aanvragen. Particulieren zijn dan vrijgesteld van onderzoeksplicht en het aanvragen van een ontheffing. Het opstellen van een SMP vraagt van gemeenten een forse investering. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk gemeenten een SMP gaan opstellen, willen we de gemeenten ondersteunen door middel van een subsidie. Voor deze subsidieregeling, is een totaalbedrag nodig van € 1,25 miljoen, grotendeels lopend in 2023 (deels 2024). De helft van dit bedrag met een maximum van € 625.000, komt ten laste van het programma NEO. Voor de andere helft is incidenteel financiering nodig. Hiervoor kunnen we € 50.000 vrijmaken binnen het budget ‘Kaderstelling groene wetten’ en € 100.000 binnen het budget ‘Soorten op orde’. Voor het resterende deel stellen we voor om aanvullend incidenteel € 475.000 in 2023 beschikbaar te stellen.

Nationaal Programma landelijk gebied
Een belangrijke opgave voor de komende periode is het opzetten van het Provinciaal Programma Landelijk gebied Overijssel (PPLG). Dit programma is een uitwerking van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Het biedt een samenhangende aanpak voor de versnelling van de doelen voor de internationale verplichtingen voor natuurherstel en stikstofreductie (VHR), waterkwaliteit (KRW) en vermindering van de broeikasgasemissies van de landbouw en landgebruik. Het is als zodanig een verbreding van het nu al wettelijk verplichte gebiedsplan op grond van de Wet stikstofreductie en natuurherstel (Wsn). Dit PPLG moet in 2023 worden vastgesteld. Belangrijk fundament hiervoor wordt gevormd door het perspectief voor de landbouw en de sociaaleconomische aspecten van de opgave. Deze betrekken wij naast de ruimtelijke kwaliteit dan ook in onze aanpak. De lopende uitvoering van de gebiedsgerichte aanpak stikstof, de ontwikkelopgave Natura2000, de veenweide strategie, de bossenstrategie en de aanpak voor de KRW zullen we uiteraard in samenhang hiermee beschouwen. Het PPLG vormt de basis voor het verkrijgen van middelen uit het Transitiefonds (€ 25 miljard). De uitvoering vindt plaats in de periode 2023-2035. Wij verwachten dat minimaal 10% van de totaal € 25 miljard beschikbaar in het Transitiefonds voor Overijssel beschikbaar zal zijn. Concrete projecten en pilots die nu al als Low Regret kunnen worden aangemerkt zullen we ondersteunen.

Een programma met een dergelijke omvang vraagt om een grote versterking van de uitvoeringscapaciteit van de provincie en haar partners. Omgerekend gaat het dus om minimaal € 2,5 miljard voor een periode van 10 jaar. Voor deze Perspectiefnota overzien we de periode 2022-2023, waarbij de focus ligt op het maken van het Provinciale Programma Landelijk Gebied. De aanpak en organisatie van de realisatiefase daarna, zal keuzes vragen van de nieuwe coalitie over inzet van mensen en middelen. De ervaringen met de Ontwikkelopgave N2000 leren bovendien, dat de programma aanpak stevig moet worden geborgd in de vorm van Integraal Projectmanagement. Uiteraard zullen we hier zoveel als mogelijk werk met werk maken. Deze inverdienmogelijkheden hebben we daarom verdisconteerd bij de extra benodigde impuls voor de jaren 2022 en 2023. Deze zal onder meer aangewend worden voor: 
-    De bouw van de programma organisatie inclusief de doorvertaling naar deelgebieden;
-    Het opstellen van het plan en de daarbij behorende instrumenten w.o. de verordening;
-    Het kunnen inspelen op low-regret maatregelen; 
-    Het vorm en inhoud geven aan het in beeld brengen van de impact van de maatregelen op sociaal-economische vlak; 
-    Het vorm geven van omgevingsmanagement waaronder communicatie; 
-    Inspelen op grondposities;
-    Het faciliteren van partners voor inbreng van kennis en kunde;
-    Opzetten van een goed data en monitoringssysteem; 
-    Proces middelen voor het verlenen van ad hoc opdrachten en organiseren van bijeenkomst.
-    Actualisatie van gebiedsdossiers en het uitvoeringsprogramma drinkwaterwinningen Overijssel in het kader van de Kader Richtlijn Water.

Wij gaan er vanuit dat het Rijk voor deze onderwerpen middelen vanuit het Transitiefonds voor het NPLG beschikbaar zal stellen (met terugwerkende kracht). Op basis hiervan stellen wij voor de aanvullende impuls voor de planvoorbereiding van in totaal € 11,3 miljoen als voorfinanciering in te boeken. Wij willen nog voor de begroting in het najaar zekerheid proberen te verkrijgen over de rijksvergoeding. Hier dringen wij voortdurend op aan. Van het totale bedrag is € 3,1 miljoen benodigd in 2022 en € 8,2 miljoen in 2023. De voorfinanciering stellen we voor tijdelijk te dekken uit zeer waarschijnlijk resterende budgetten in 2022 voor GGA Stikstof van circa € 3,4 miljoen. Het voorstel is om de resterende voorfinanciering van € 7,9 miljoen zo nodig te dekken vanuit de Algemene risicoreserve. 

Voor de voorbereiding van het PPLG hanteren wij een gefaseerde aanpak, met Go/No Go-momenten. Wij beginnen dit jaar met een verkennende fase. In deze fase verkennen wij onder meer de maatregelen voor de landelijke doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat in Overijssel. Hierbij brengen wij ook de haalbaarheid, betaalbaarheid en sociale en economische effecten van de maatregelen in beeld. En ook wat nodig is voor de ontwikkeling van een robuuste verdienstructuur voor de landbouw en om de leefbaarheid op peil te houden. Voor de eventuele aanspraak op de middelen als voorfinanciering in 2023 leggen we u eind dit jaar een separaat voorstel voor. Hierbij betrekken wij de resultaten van de verkennende fase. 
 
Tot slot stellen we de separate prestatie (3.5.6) “Provinciaal programma landelijk gebied” toe te voegen aan de Begroting 2022, met als actie: “Wij stellen het provinciaal programma landelijk gebied op en geven daar invulling aan.”

Reservering voor cofinanciering
Voor verschillende grote opgaven heeft het Rijk (cofinancierings)middelen beschikbaar. Om de kansen op cofinanciering vanuit het Rijk optimaal te benutten stellen wij voor om € 20 miljoen te reserveren voor mogelijke cofinanciering in 2023. Onderwerpen die hier eventueel voor in aanmerking kunnen komen zijn onder andere: regiodeals, fiets, MIRT, verkeersveiligheid, Regionaal Mobiliteitsprogramma en de woonagenda. Wij komen hier met concrete investeringsvoorstellen bij u op terug.

Vrijval SvN leningen ter afdekking van deelneming Enexis
Binnen de AFR zijn de SvN-leningen afgedekt. Vrijval van deze leningen zijn de afgelopen jaren binnen de AFR bestemd voor de financiering van de nieuwe aandelen Vitens. Deze financiering is voltooid, waarmee er nog circa € 18 miljoen aan afgedekte SvN leningen resteert en de komende jaren ‘vrijvalt’. Het voorstel is om deze vrijvallende middelen in te zetten voor de financiering van het (als enige) nog onafgedekte actief Enexis (waarde € 39 miljoen). Daarmee blijven de middelen binnen de AFR. Dit is in lijn met de huidige systematiek (100% financiering eigen vermogen), de ingezette lijn met de vrijval van de SvN leningen en ons voorstel om deze periode niet te draaien aan de stuurknoppen. 

Overige ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Overige ontwikkelingen

Verkoop Fudura
De aandeelhoudersvergadering Enexis heeft op 14 april 2022 ingestemd met de verkoop van Fudura BV, een volle dochteronderneming van Enexis, aan het Nederlandse consortium van DIF Capital Partners en PGGM Infrastructure Fund. We hebben u hierover per brief geïnformeerd op 24 maart 2022 (kenmerk 2022/0058529). De gerealiseerde verkoopwinst Fudura bedraagt € 1,1 miljard. De aandeelhouders (waaronder de provincie Overijssel) treden de komende tijd met elkaar en met Enexis in overleg over de bestemming van deze opbrengst. In de aandeelhoudersvergadering van april 2023 besluiten de aandeelhouders vervolgens over de bestemming van de opbrengst van de verkoop van Fudura. Uw Staten worden vooraf in de gelegenheid gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken.