Accresontwikkeling provinciefonds n.a.v. het Regeerakkoord
Het nieuwe Regeerakkoord leidt tot een opwaartse bijstelling van het accres. De Rijksbegroting neemt in omvang toe en dat werkt door in de omvang van het Provinciefonds. Daarnaast heeft het Rijk de oploop van de opschalingskorting bevroren. Het accres neemt daardoor structureel toe met € 5 miljoen vanaf 2022. Volgend jaar stijgt het accres met nog eens € 3 miljoen naar € 8 miljoen. In de jaren 2024 en 2025 hadden we de verdere oploop van de opschalingskorting, van € 0,8 miljoen per jaar, al verwerkt in het budgettair perspectief. Deze korting vervalt (voorlopig). Vanaf 2026 neemt het accres behoorlijk af vanwege het plafond dat in het regeerakkoord is opgenomen.
Indexering accres provinciefonds
De accresontwikkeling onder a. is gebaseerd op de maartbrief van het Rijk. De ontwikkeling is in de maartbrief gebaseerd op de inflatiecijfers in september 2022. Wij verwachten in de meicirculaire een aanpassing van de ramingen op basis van de nieuwe inflatiecijfers en daarmee een hoger accres. We stellen voor het accres vanaf 2023 met structureel € 4 miljoen te verhogen. Eventuele extra meevallers bij de meicirculaire stellen we voor om toe te voegen aan de buffer voor het opvangen van indexeringen (zie volgende punt).
Indexeringen
Op dit moment is er sprake van zeer ongebruikelijke inflatiecijfers. Dat leidt op verschillende terreinen tot flink hogere kosten die niet binnen budget kunnen worden opgevangen. Op dit moment is moeilijk te overzien wat de lange termijn effecten zijn voor onze begroting. We moeten rekening houden met verschillende scenario’s.
Normaal gesproken indexeren we de begroting van het volgende jaar (nu 2023) met de indexcijfers van dit moment (maart huidig jaar). De geharmoniseerde consument- en prijsindex (HICP) bedroeg in maart 5,9%. Niet op alle terreinen zal er evenveel last ondervonden worden van de inflatie, op sommige terreinen meer en op andere terreinen minder. In de wegenbouwsector is het indexpercentage bijvoorbeeld veel hoger dan de HICP. Om deze reden stellen wij voor om de gehele structurele begroting voor volgend jaar met 3% (circa € 4,5 miljoen) te indexeren en daarnaast een buffer te creëren van nog eens structureel € 4,5 miljoen. De buffer voegen we voorlopig toe aan de post onvoorzien en is bestemd voor begrotingsonderdelen die met onontkoombaar hogere kosten worden geconfronteerd. Bij de begroting 2023 komen we waar nodig terug op een nadere invulling van deze buffer.
Het indexcijfer waarmee de begroting 2022 is geïndexeerd was 1,8%. Daarmee loopt onze begroting op sommige onderdelen nu al uit de pas. Om deze reden stellen we voor om op een aantal begrotingsposten dit jaar al extra middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast voorzien we op een aantal projecten en programma’s nog meer indexeringstekorten, bijvoorbeeld de kosten voor Faunaschade en verschillende infrastructurele projecten zoals de Vloedbeltverbinding. Bij deze perspectiefnota doen we enkel voorstellen om budgetten te verhogen als de tekorten onvermijdelijk en onontkoombaar zijn, bijvoorbeeld vanwege lopende contracten. Bij projecten waar nog moet worden aanbesteed kijken we eerst of de hogere kosten binnen bestaande budgetten en/of met scopewijzigingen kunnen worden opgevangen. Omdat we ook al in de begroting 2022 kunnen worden geconfronteerd met onverwachte extra kosten stellen we voor om de buffer van € 4,5 miljoen al in het lopende jaar 2022 in te laten gaan.
Of de buffer die we aanleggen voldoende zal zijn voor alle prijs- en loonstijgingen is zeer onzeker. Als de huidige ontwikkelingen zich in dit tempo doorzetten, dan zal dat meer incidentele en structurele financiële ruimte vragen óf leiden tot aanzienlijke keuzes. We stellen in elk geval voor om eventuele meevallers bij de meicirculaire te benutten voor het vergroten van de buffer.
Het OV kent een eigen 5 jaars gemiddeld gewogen indexpercentage. De indexatie die dit jaar plaatsvindt loopt daarmee achter ten opzichte van de werkelijke ontwikkeling in het lopende jaar. Eventuele tekorten vangen we op binnen de daarvoor bestemde risicoreserve OV. Voor de lange termijn betekent het hogere indexpercentage in dit jaar dat we met een gemiddeld hogere OV indexatie te maken zullen gaan krijgen.
Indexeringen programma's en projecten Wegen en Kanalen
Het indexcijfer waarmee de begroting 2022 is geïndexeerd was 1,8%. Daarmee loopt onze begroting op sommige onderdelen nu al uit de pas. Om deze reden stellen we voor om op een aantal begrotingsposten dit jaar al extra middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast voorzien we op een aantal projecten en programma’s nog meer indexeringstekorten, bijvoorbeeld de kosten voor Faunaschade en verschillende infrastructurele projecten zoals de Vloedbeltverbinding. Bij deze perspectiefnota doen we enkel voorstellen om budgetten te verhogen als de tekorten onvermijdelijk en onontkoombaar zijn, bijvoorbeeld vanwege lopende contracten. Bij projecten waar nog moet worden aanbesteed kijken we eerst of de hogere kosten binnen bestaande budgetten en/of met scopewijzigingen kunnen worden opgevangen.
We stellen voor om als gevolg van vastgelegde contractafspraken voor het beheer en onderhoud van onze wegen in totaal € 2,6 miljoen aanvullend beschikbaar te stellen. Daarnaast stellen we voor om € 9,3 miljoen aanvullend beschikbaar te stellen voor de N35 (knooppunt Raalte). Op basis van de laatste raming kent het project een indexatietekort van € 13,5 miljoen. Op basis van de verhouding tussen de oorspronkelijk scope / bijdragen is ons aandeel in het indexatietekort € 9,3 miljoen. We gaan ervan uit dat Rijkswaterstaat en de gemeente Raalte hun aandeel van het tekort bijdragen.
Opcenten motorrijtuigenbelasting en verkeersveiligheid
Het kabinet heeft mede naar aanleiding van het ROB onderzoek aangekondigd de provincies te compenseren voor de misgelopen belastingopbrengsten vanwege de vrijstelling van elektrische voertuigen (in het kader van het klimaatakkoord). De compensatie over de jaren 2020-2024 zal in 3 termijnen worden uitgekeerd en levert ons de komende drie jaar incidenteel € 7,2 miljoen per jaar op. Omdat de vrijstelling van EV’s vanaf 2025 vervalt verwachten we dat we vanaf dan ook structureel extra opbrengsten ontvangen. Tot slot heeft de Belastingdienst de ramingen voor de ontvangsten naar boven bijgesteld, omdat het wagenpark nog steeds groeit. Vanaf 2022 verwachten we structureel € 1,5 miljoen meer te ontvangen.
In het coalitieakkoord is afgesproken dat de meeropbrengsten op de MRB ten gunste komen van maatregelen voor verkeersveiligheid. Bij deze perspectiefnota zijn meerdere voorstellen opgenomen voor aanvullende budgetten die direct te relateren zijn aan verkeersveiligheid. De extra benodigde investeringen voor de N50 (€ 1,9 miljoen), N337 (€ 0,9 miljoen) en de N760 (€ 1,0 miljoen) zijn allen grotendeels in het kader van verkeersveiligheid en bedragen tezamen al meer dan de € 3 miljoen die we in 2022 en 2023 extra verwachten te ontvangen uit de MRB. Daarnaast verhogen we het budget voor de N35 (knooppunt Raalte) met € 9,3 miljoen, waarmee bovendien een belangrijk deel van de compensatie voor de misgelopen MRB ten gunste komt van verkeersveiligheid.
Dividend Enexis
Naar aanleiding van het behaalde jaarrekeningresultaat keert Enexis haar aandeelhouders extra dividend uit. Voor provincie Overijssel betekent dit een extra incidentele ontvangst van € 3,8 miljoen in 2022.
Tekorten wegenprojecten
Naast indexering hebben andere ontwikkelingen geleid tot tekorten op een viertal wegenprojecten (rotonde N337 De Meente Olst, N760 IJsselmuiden-Genemuiden, aansluiting N315/N768 Haaksbergen, Kademuur Ossenzijl). Voor dekking van deze tekorten wordt in 2022 € 770.000 en in 2023 € 3.415.000 aan aanvullende middelen gevraagd.
Monitoring milieu-impact
Op alle bestuurlijke niveaus zijn er afspraken gemaakt over het verminderen van milieu-impact. Om voor infrastructuur invulling te geven aan deze afspraken en om opvolging te geven aan PS besluit 2021/11007, naar aanleiding van het rekenkamerrapport De cirkel rond krijgen (2020/1103779), is er voor monitoring en rapportage structureel € 100.000 per jaar nodig met ingang van 2023.
Road Infrastructure Safety management
In 2022 wordt de EU-richtlijn 2019/1936 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Onderdeel is de verplichting tot het invoeren van nieuwe instrumenten gericht op het structureler en diepgaander monitoren van de verkeersveiligheid op provinciale autowegen en dit toe te passen in het studie en ontwerpproces. Voor de uitvoering van de taken is structureel € 70.000 per jaar benodigd en in 2024 eenmalig € 50.000 extra met ingang van 2023. Er is één keer in de vier jaar € 50.000 extra benodigd.
Concessie Twente
December 2023 loopt de concessie Twente af, momenteel wordt er gewerkt om de aanbesteding te kunnen starten. Gunning van het contract wordt verwacht omstreeks december 2022. Een doorrekening laat zien dat indien wordt vastgehouden aan het huidige budget een forse neergang van het voorzieningenniveau dreigt. Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) verwacht evenwel dat de reizigers tussen 2023 en 2025 weer op hetzelfde niveau zitten als pré corona. Dit tegen de achtergrond van diverse opgaven zoals de verdere verduurzaming van het openbaar vervoer. Voor de busdiensten is een structurele budgetverhoging van circa € 2,8 miljoen (15% subsidiebudget) met ingang van 2024 noodzakelijk om, in combinatie met het verwachte herstel van reizigersopbrengsten, het huidige voorzieningenniveau op lange termijn te kunnen handhaven. Naar verwachting kan hiervan € 1,2 miljoen gerealiseerd worden binnen kerntaak 4 door een meevaller vanuit de specifieke uitkering decentrale trein- en tramdiensten. We stellen u voor om bij deze Perspectiefnota, voor de tijd dat de concessie loopt, vanaf 2024 aanvullend € 1,6 miljoen beschikbaar te stellen.
Bedrijfsvoering
We zijn kwetsbaar in onze bedrijfsvoering. Naast de toenemende druk op financiën betreft het hier met name onze Informatievoorziening, informatieveiligheid en wet -en regelgeving. Uit extern onderzoek blijkt dat wij onvoldoende toegerust zijn om de opgaven op het gebied van Informatievoorziening en Digitalisering het hoofd te bieden. De formatie is te krap bemenst, met name in de strategische en tactische functies. Dit vangen we nu op door veel in te huren. Daarnaast stijgen ook de exploitatiekosten van de informatievoorziening. Met een groeiende organisatie nemen we meer licenties af, licenties worden duurder, de prijzen van toeleveranciers stijgen. Verder worden we vanuit het Rijk geconfronteerd met nieuwe wet- en regelgeving die groeiende investeringen in onze systemen vragen, inclusief het bijbehorende beheer en onderhoud. Dit alles heeft tot gevolg dat de beschikbare budgetten onvoldoende zijn. Daarnaast is aanvullend budget nodig om een aantal digitale transities (zaakgericht werken en MS365) die reeds in gang gezet zijn succesvol af te ronden. Denk daarbij aan het ontmantelen van de oude systemen, netwerkschijven en archivering. Ook de kosten voor SSC ONS stijgen. Om de kwaliteit en continuïteit te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren vraagt SSC ONS extra budget beschikbaar te stellen.
Samenvattend, gezien voorgaande, stellen wij daarom voor de ten behoeve van de bedrijfsvoering de volgende extra middelen beschikbaar te stellen:
- Voor de versterking van de personele formatie BV stellen wij voor € 1,8 miljoen structureel beschikbaar te stellen, waarvan € 1,5 miljoen voor de versterking van de I&D organisatie en € 0,3 miljoen voor de financiële functie. Voor de I&D organisatie wordt daarnaast € 0,4 miljoen incidenteel voor 2023 gevraagd.
- Voor de stijgende exploitatiekosten I&D stellen wij voor om structureel € 0,5 miljoen (in 2023) aflopend naar € 0,2 miljoen in 2026 en daarnaast voor met name het opvangen van de piek in wet- en regelgeving voor de jaren in 2023 en 2024 jaarlijks € 0,75 incidenteel beschikbaar te stellen.
- Voor de afronding van lopende projecten stellen wij voor € 1,2 miljoen in 2023 en € 0,8 miljoen in 2024 incidenteel beschikbaar te stellen.
- Voor de stijgende kosten van SSC-ONS stellen we voor in 2022 € 69.000 en vanaf 2023 € 1,228 miljoen structureel beschikbaar te stellen. Daarnaast stellen we voor om in 2022 € 113.000 incidenteel beschikbaar te stellen.
Programma implementatie Omgevingswet
De inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet is wederom uitgesteld. Oorspronkelijk zou de wet in 2018 inwerkingtreden, maar zij is meerdere malen uitgesteld door de complexiteit van de wet en de vertraging in de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet(DSO). Het opleverniveau van het DSO zal bij inwerkingtreding ook nog niet op het niveau zijn dat we met elkaar voor ogen hebben. We zijn daardoor genoodzaakt om al lerende te werken met de nieuwe instrumenten en technieken van de omgevingswet. De implementatie van de omgevingswet vraagt veel van de organisatie, vooral rond de periode van inwerkingtreding. Uitstel leidt tot extra personele inzet, doordat het programmateam langer operatief moet zijn, specialisme vanuit de organisatie langer worden ingezet of ingehuurd en op communicatie, techniek en het stroomlijnen van processen moet in de komende maanden extra worden ingezet om te kunnen anticiperen op wat er tussentijds vanuit het DSO wordt opgeleverd. Daarnaast is er sprake van hogere implementatiekosten en kosten voor tijdelijke maatregelen zoals de aanschaf en uittesten van software, de inrichting van noodscenario’s om een minimale dienstverlening naar inwoners en bedrijven te kunnen bieden als het DSO bij inwerkingtreding uitvalt of op onderdelen niet werkt. Voor het aansluiten van onze processen op het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn wij afhankelijk van het tot stand komen van dit landelijke digitale stelsel, dat helaas veel vertraging kent.
Er ontstaat dit jaar al te kort voor 2022, omdat alle benodigde acties voor 2023 uitgevoerd moeten worden. Het programma heeft ruim drie ton budget ruimte, maar € 1,9 miljoen nodig. Dit betekent een tekort van € 1,1 miljoen in 2022 en € 0,45 miljoen in 2023. Tegenover de lasten voor de invoering van de omgevingswet staan (op termijn) baten voor het kunnen innen van milieuleges. Hiermee kunnen de lasten voor de invoering van de omgevingswet in de toekomst terugverdiend worden. De lasten gaan hier voor de baten uit. Het moment waarop we de leges mogen innen is afhankelijk van de invoering van de wet. De baten kunnen we daarom nog niet verwerken in de begroting.
Schakels VTH, beheerplannen en stikstof
De inspanningen op het stikstofdossier op het gebied van vergunningverlening, handhaving en toezicht nemen nog steeds toe. De belangrijkste reden zijn de uitspraken die worden gedaan door de Raad van State en regionale rechtbanken. Veel van deze uitspraken maken dat VTH-processen herzien moeten worden en dat lopende dossiers opnieuw doorgerekend/beoordeeld moeten worden. Ook neemt de intensiteit rondom bezwaar/beroep en handhavingsverzoeken toe. Denk hierbij aan het legaliseren van PAS-melders, behandeling van handhavingsverzoeken en de problematiek rondom ‘extern salderen’. We stellen dan ook voor om de tijdelijke inzet op VTH voor 2023 en 2024 te continueren en jaarlijks incidenteel € 1,6 miljoen beschikbaar te stellen.
Als het gaat om de schakel Natuurherstel in de Overijsselse aanpak Stikstof spelen de beheerplannen N2000 een belangrijke rol. De vertraging in de nationale Actualisatie van de Natura 2000 Doelensystematiek, en het opnemen van de Natuurdoelanalyses in de Wet stikstofreductie natuurherstel (Wsn) hebben gevolgen voor de planning en de inhoud van de tweede generatie beheerplannen. Dit betekent dan ook dat we de actualisatie van de beheerplannen niet zijn gestart. Wel is begonnen met de voorbereidingen voor het opstellen van de natuurdoelanalyses, met de ambitie dat de laatste natuurdoelanalyse uiterlijk medio 2023 is vastgesteld. Wij zijn van plan om het opstellen en vaststellen van de 20 beheerplannen waarvoor Overijssel bevoegd gezag is, te spreiden in de tijd om zo optimaal onze capaciteit in middelen en menskracht in te zetten. Dit betekent dat we verwachten vanaf 2024 elk jaar 4 geactualiseerde plannen vast te stellen. Uiteindelijk zijn dan in 2028 alle plannen geactualiseerd. Om de uitvoering van no-regret maatregelen niet afhankelijk te laten zijn van het nieuwe beheerplan, zullen wij tussentijds voor een aantal beheerplannen addenda opstellen. Via deze addenda worden die betreffende maatregelen dan toegevoegd aan het beheerplan. Vanaf 2023 is in de begroting structureel € 190.000 beschikbaar voor het opstellen van de natuurdoelanalyses en het actualiseren van de beheerplannen op basis van de natuurdoelanalyses. Dit is onvoldoende om de bovenstaande activiteiten uit te voeren, daarom stellen we voor aanvullend in 2023 € 295.000 en in 2024 € 150.000 beschikbaar te stellen.
Tegelijkertijd zien we dat aanvullend stikstofbeleid op het gebied van landbouw en andere sectoren nodig is en inzet blijft vragen. Daarnaast ontstaat door jurisprudentie steeds meer duidelijkheid over wat het stikstofbeleid moet inhouden. Om adequaat te handelen en te reageren is daarom ook de komende jaren aanvullende inzet nodig. Zeker ook om de belangen van de landbouw daarin goed mee te kunnen nemen, is extra kennis en inzet op dit terrein noodzakelijk. Daarnaast willen we ook optimaal gebruik maken van het Nationaal Programma Landelijk gebied en ook dat maakt voor 2023 en 2024 een vergroting van onze inzet ook op het gebied van stikstof beleid noodzakelijk. We stellen voor hier in beide jaren € 605.000 aanvullen beschikbaar te stellen. Daarnaast is structureel € 425.000 aanvullend nodig voor de jaarbijdrage aan BIJ12 voor het PAS-bureau en aan IPO voor de Interprovinciale Programmaorganisatie Stikstof (IPS). Vanwege extra capaciteit (via IPO) en extra ondersteuningscapaciteit (via BIJ12) die daarvoor nodig zal zijn.
Faunaschade en faunaonderzoek
In de provinciale omgevingsverordening en beleidsregels voor faunaschade staan de uitgangspunten voor het toewijzen van tegemoetkomingen in geleden schade. Op dit moment is het beleid om alle schade te vergoeden, waardoor de kosten steeds verder oplopen. Ruim 90% daarvan betreft schade door ganzen. De schade door de wolf was de afgelopen jaren zeer beperkt. In 2022 wordt het faunabeleid herijkt. We hebben aandacht voor onderzoek, preventie en extra maatregelen om verdere stijging van de schadekosten te voorkomen. Op de langere termijn moet dat leiden tot lagere kosten. Voor 2022 is € 525.000 en 2023 is € 385.000 extra nodig om de schade aanvragen te kunnen dekken.