De Nederlandse economie bevindt zich momenteel in een hoogconjunctuur en dat ondanks de hinder van twee jaar coronamaatregelen. Dit was het beeld voor de inval in de Oekraïne en de daarop volgende sancties en reacties. Begin 2022 was op de regionale arbeidsmarkt in Overijssel het aantal werklozen nog nooit zo laag. Er is meer vraag naar grotere bedrijfslocaties en de inspanning om schaars talent te binden en te houden is groot. De hightech maakindustrie in Twente blijft banen scheppen en kansen bieden voor ondernemers. Toch is er ook economische schade opgelopen die in de komende jaren ingehaald moet worden. Bedrijven hebben minder in vernieuwing geïnvesteerd, er is een grote opwaartse druk op vervoers- en brandstofprijzen en nu nog verzwaard door de Oekraïne-crisis. Daardoor is de inflatie sterk toegenomen en zal de Europese Centrale Bank moeten gaan ingrijpen. Ten slotte hebben veel bedrijven een te grote belastingschuld opgebouwd en wordt verwacht dat het aantal faillissementen zal stijgen.
Het digitale werken en verdergaande automatisering en robotisering in productie en logistiek zullen het personeelsgebrek moeten gaan compenseren. Dat is op zich al een stevige opgave voor het bedrijfsleven, die vervolgens gepaard gaat met scherpere milieu-eisen en stijgende kosten van grondstoffen en energie. Het kabinet heeft ongekend hoge fondsen in het vooruitzicht gesteld om de eerder genoemde opgaven in gang te zetten. In een onzekere internationale en geopolitieke omgeving zal er ook weer een periode komen met een afkoelende economie en afnemende groei. Geopolitieke spanningen en stijgende grondstofprijzen kunnen leiden tot fors hogere prijzen voor energie en producten. Kleine bedrijven hebben meer moeite om deze snelle ontwikkelingen bij te houden. Ook zien we dat economische maatregelen steeds meer ingezet wordt om de transitie naar een schonere wereld te maken. Dit vertaalt zich in prijsvorming (true pricing), innovatie en aanpak van marktfalen. Het gezond houden van de regionale economie en werkgelegenheid in combinatie met vergroening en digitalisering blijft in deze onzekere omstandigheden een stevige opgave.
We zien dat de cultuursector nog lang last zal houden van de impact van corona. Het eigen vermogen van veel organisaties is door de langdurige sluiting verdampt en veel zelfstandige professionals nemen afscheid van de sector. Het wordt moeilijker om culturele voorzieningen overeind te houden, vooral in kleinere gemeenten. Het verdwijnen van voorzieningen als het theater, podium of de bibliotheek is negatief voor de leefbaarheid. Meer inzet van vrijwilligers, politiek draagvlak en samenwerking met ondermeer onderwijs zal nodig zijn om afkalving te voorkomen.
De krapte op de arbeidsmarkt neemt steeds meer toe en is als gevolg van de coronapandemie alleen nog maar meer zichtbaar geworden. Dat levert problemen op. Er is met name een tekort aan goed opgeleide vakmensen. Bijvoorbeeld bij erfgoed: de restauratie-opgave wordt groter. Dat kun je deels oplossen met meer geld, maar wie gaat die restauratie-opgave uitvoeren? Er zijn steeds minder goed opgeleide vakmensen beschikbaar. En de bouwsector is nodig voor de extra woningbouw.
We verwachten dat er voor de grote opgaven de komende jaren veel extra medewerkers nodig zijn. Deze toegenomen vraag gaat naar verwachting leiden tot een competitie om de beste werknemers en tot onvervulbare vacatures elders. Dit zet het tempo van de opgaven onder druk.
We zien op allerlei terreinen (om uiteenlopende redenen) schaarste ontstaan, bijvoorbeeld als het gaat om drinkwater, gas, elektriciteit en internet. Bepaalde sectoren kunnen zich vanwege die schaarste niet meer in Overijssel uitbreiden. Om de leveringszekerheid van vitale factoren veilig te stellen zou de provincie een steviger regierol kunnen nemen, mits het instrumentarium hiervoor beschikbaar komt. Zo hebben we al een rol ten aanzien van drinkwater en krijgen we een rol ten aanzien van de energie-infrastructuur.