Onzekerheid blijft groot, ruimte voor investeringen beperkt
Als we kijken naar ons eigen financieel perspectief (zie budgettair perspectief) dan blijft het toekomstbeeld op hoofdlijnen gelijk aan wat we vorig jaar hebben geschetst: de ruimte om incidenteel te blijven investeren neemt de volgende statenperiode af. We worden meer afhankelijk van onze structurele inkomsten. Het voortzetten van de grote impulsen op de volle breedte van onze beleidsterreinen (voor gemiddeld ruim € 30 miljoen per jaar) zal niet zondermeer mogelijk zijn. De hoge inflatiecijfers hebben bovendien een behoorlijke impact op de structurele ruimte en de verdere ontwikkeling daarvan is ongewis (zie ook het hoofdstuk budgettair perspectief). Daarbovenop is de onzekerheid over de toekomstige financiering, zoals hiervoor geschetst, zeer groot. Vooralsnog vallen onze structurele inkomsten na 2025 fors terug. Dat terwijl we voorzien dat we structureel meer kwijt zullen zijn aan bijvoorbeeld de vervanging van de provinciale infrastructuur.
Stuurknoppen in beeld
Met het oog op het veranderende financieel perspectief hebben we het afgelopen jaar met u stilgestaan bij de contouren voor de toekomst van de provinciale financiën. Met als één van de vragen hoe we binnen onze bestaande financiële positie ruimte zouden kunnen scheppen. We hebben inzichtelijk gemaakt welke financiële stuurknoppen er zijn en de impact die het draaien aan de knoppen kan hebben. In onze brief over de toekomst van de provinciale financiën (kenmerk 2022/0060440) hebben we de drie pijlers ‘duurzaamheid’, ‘wendbaarheid’ en ‘weerbaarheid’ geïntroduceerd. Aan de hand daarvan is de impact van het draaien aan stuurknoppen nader in beeld gebracht. Alle factsheets over de stuurknoppen zijn bijgevoegd bij het Statenvoorstel van deze Perspectiefnota.
Naar aanleiding van uw gesprek over de toekomst van de provinciale financiën heeft u gevraagd inzichtelijk te maken op welke wijze nader gestuurd kan worden op de norm voor het weerstandsvermogen (één van de draaiknoppen). De huidige norm bedraagt minimaal 1,4 en de huidige ratio zit op dit moment daarboven. De ratio gaat omlaag als de risico’s toenemen of het beschikbare weerstandsvermogen wordt verlaagd. Het beschikbare weerstandsvermogen is opgebouwd uit specifieke reserveringen binnen projecten en daarnaast uit de Algemene risicoreserve (ARR). Het verlagen van deze reserveringen is daarmee de feitelijke stuurknop, waarbij het verlagen van de ARR het meest voor de hand ligt. De kanttekening daarbij is dat elke afroming op termijn ook kan betekenen dat er weer middelen moeten worden bijgestort. Daarnaast stellen we bij deze Perspectiefnota voor om ten laste van de ARR de voorfinanciering voor het PPLG te dekken.
Voorlopig niet draaien aan de stuurknoppen
Gezien de (ook in dit hoofdstuk) genoemde onzekerheden, hebben we in onze brief aangegeven te adviseren om nu niet te draaien aan de ‘financiële stuurknoppen’. Dat geldt ook voor het weerstandsvermogen. Door aan deze knoppen te draaien is het mogelijk om met name incidenteel extra ruimte creëren, maar dat gaat in de meeste gevallen ten koste van de (structurele) wendbaarheid. De huidige wendbaarheid is wellicht nog hard nodig om toekomstige opgaven op te kunnen pakken. Het draaien aan de knoppen zal dan ook in samenhang moeten worden beschouwd met de opgaven die op ons afkomen. Het ligt voor de hand dat een volgende Staten de afweging zal maken waarvoor het draaien aan de knoppen al dan niet gewenst is. Naast een duurzame, wendbare en weerbare financiële positie, nu en in de toekomst, staat dan ook de afweging over een effectieve en duurzame uitvoering van onze kerntaken en opgaven centraal.
Ambities en keuzes
De hiervoor genoemde afwegingen vragen om inhoudelijke en politieke keuzes: Wat blijven we doen, maar ook wat niet? Hoe waarborgen we een gezonde financiële positie en waar moet dat aan voldoen? Tijdens uw gesprek over de toekomst van de financiën heeft u aangegeven dat u de overwegingen om te draaien aan de financiële stuurknoppen graag uitgewerkt wil zien in verschillende handelingsperspectieven, gekoppeld aan de inhoudelijke opgaven. Er is een veelvoud aan keuzes te maken, waarbij de invalshoek en inkleuring wordt bepaald door de politieke ambities. Bijvoorbeeld: Leggen we de focus op de kerntaken en wat zijn dan onze kerntaken? Waar willen we het verschil (blijven) maken? Investeren we nu voor een toekomstig (maatschappelijk) rendement? Hieronder geven we een aantal inhoudelijke elementen mee die een rol spelen in deze afweging.
Langjarige incidentele impulsen
We zijn op veel terreinen de afgelopen jaren gewend geraakt aan incidentele impulsen over de volle breedte van ons beleid, zoals bijvoorbeeld natuur, economie, bereikbaarheid, cultuur en het ruimtelijk domein. Deze impulsen voelen als ‘vast’ onderdeel van ons beleid en we hebben soms structurele verwachtingen gewekt, ook bij onze partners. Hieronder is een overzicht opgenomen van de beleidsimpulsen van de afgelopen 12 jaar. Het zijn grove gemiddelden over de afgelopen jaren.
Beleidsterrein |
Jaarlijkse incidentele impuls |
Wonen en retail |
€ 1,75 miljoen |
Leefbaar platteland |
€ 1 miljoen |
Natuur |
€ 2 miljoen |
Agro & Food |
€ 1,5 miljoen |
Verkeersveiligheid |
€ 1,5 miljoen |
Innovatie & mkb |
€ 7,5 miljoen |
Human Capital |
€ 2 miljoen |
Fiets |
€ 2 miljoen |
Evenementen |
€ 1,25 miljoen |
Toerisme |
€ 1,25 miljoen |
Cultuur |
€ 5 miljoen |
Openbaar bestuur |
€ 1 miljoen |
Europese programma's |
€ 4 miljoen |
Totaal gemiddelde impuls |
€ 31,75 miljoen |
Naast deze structureel voelende beleidsimpulsen hebben we de afgelopen jaren ook veel incidentele investeringen gedaan in bijvoorbeeld infrastructuur en de grote fondsen (zoals het Energiefonds, het Innovatiefonds), maar ook ten behoeve van de verschillende transities zoals de energietransitie en de ontwikkelopgave . De transities lopen ook na deze coalitieperiode door en ook de komende jaren blijven er opgaven op infrastructuur bestaan. Zoals in het eerste deel van dit hoofdstuk vermeld heeft het Rijk middelen gereserveerd voor de grote transitieopgaven. Het is nog de vraag hoe deze middelen precies worden ingezet en welke rol de provincies daarbij hebben of krijgen.
De opgave en provinciale rol als startpunt
Voor de volgende coalitieperiode ligt de vraag voor of en zo ja, welke van de huidige langjarige impulsen moeten worden gecontinueerd. Daarnaast speelt de vraag of we als provincie (aanvullende) inzet willen plegen op de transitieopgaven. Deze keuzes moeten ook worden afgezet tegen de huidige structurele inzet die we al plegen op onze kerntaken en de onontkoombare ontwikkelingen die daaromtrent op ons afkomen (zoals vervangingsinvesteringen). Over het geheel genomen gaat het om de vraag welke ambities we hebben en welke rol we willen vervullen. Daarbij moeten we kritisch zijn op de rol die we (autonoom / wettelijk) hebben, de rol die we gevraagd worden op te pakken en de rol die we graag op ons willen nemen.
Handelingsperspectieven
De financiën vormen een belangrijke randvoorwaarde voor de ambities die we kunnen hebben op de opgaven en de rol die we kunnen vervullen. Een groot deel van de afwegingen komt samen in de structurele begroting. Als we kijken naar de toekomst van de provinciale financiën is de beperkte structurele ruimte bepalend. We zien een aantal handelingsperspectieven en mogelijke overwegingen, die deels ook in lijn liggen met de financiële stuurknoppen.
Door de huidige structurele inzet / begroting te heroverwegen en dus inhoudelijk te kiezen om te stoppen met een aantal activiteiten, valt (op termijn) structurele ruimte vrij te spelen. Daarnaast is het mogelijk om de opcenten op de MRB te verhogen en zo extra inkomsten te genereren. De ruimte kan benut worden voor het op orde houden van de basis: het opvangen van onontkoombare ontwikkelingen op onze kerntaken en eventueel het structureel maken van nu langjarige incidentele impulsen. Een deel van de ruimte kan ook benut worden voor het creëren van incidentele investeringsruimte met structurele afschrijvingslasten of rentelasten tot gevolg.
Voor de transities, maar ook voor andere opgaven geldt dat we vanuit onze structurele inzet en kerntaken al bijdragen leveren. Zeker als cofinanciering op opgaven verlangd wordt door bijvoorbeeld het Rijk, is het noodzakelijk om ook te kijken hoe we bestaande inzet eventueel kunnen (her)richten om gevraagde cofinanciering te leveren. Dit kan wel betekenen dat we daarmee onze ambities deels herschikken. Als we nieuwe taken van het Rijk krijgen gaat dit niet op en zou de randvoorwaarde moeten blijven dat we hiervoor middelen ontvangen en cofinanciering niet aan de orde is. Daar waar we echt eigen, aanvullende ambities hebben, betekent dit dat er eigen (incidentele) middelen nodig blijven.
Per opgave blijft het ook nodig te onderzoeken welke opties er zijn om investeringen of financiering van derden te organiseren. Er zijn volop kansen om onze eigen euro’s te vermenigvuldigen, zeker als we kijken naar de Europese Fondsen. Bestaande inzet via revolverende fondsen (zoals het Energiefonds, de HMO en het Innovatiefonds) speelt hierin ook een belangrijke rol. Eén van de financiële draaiknoppen, de AFR, zou kunnen worden ingezet om onze eigen multiplier te verhogen.
Tot slot is niet op alle opgaven altijd financiële inzet nodig. Door een andere rol te kiezen, bijvoorbeeld van facilitator in plaats van financier, valt nog steeds impact te realiseren. We beschikken over een hoop kennis en connecties die van waarde kunnen zijn. Het is om deze reden belangrijk om per opgave kritisch te zijn op de doelmatigheid en effectiviteit van de inzet van middelen versus de andere rol die we kunnen vervullen.