In reactie op de jaarstukken 2017 en 2018 heeft de auditcommissie geadviseerd om voor voordelen op structurele budgetten te duiden of die voordelen een incidenteel of structureel karakter hebben. Bij voordelen met een structureel karakter dient bovendien een relatie met de perspectiefnota te worden gelegd.
Van de totaal begrote lasten van € 631,5 miljoen heeft € 420,0 miljoen betrekking op structurele begrotingsposten. Voor € 30,5 miljoen zijn deze structurele budgetten niet besteed. Van de begrote baten van € 633,2 miljoen heeft € 483,3 miljoen betrekking op structurele begrotingsposten. De gerealiseerde baten op de structurele begrotingsposten waren € 10,3 miljoen hoger dan begroot. Het totale voordeel op structurele begrotingsposten bedraagt daarmee 40,8 miljoen.
Voor € 34,8 miljoen doet dit voordeel zich voor op begrotingsposten waarop voor minimaal het tweede achtereenvolgende jaar een voordeel van meer dan € 0,1 miljoen is gerealiseerd. Onderstaand beschrijven wij deze budgetten. Wij geven daarbij aan of deze onderbesteding structureel van karakter is. Onder de beschrijving is een samenvattende tabel opgenomen.
1.1.2 Uitvoering van ons ruimtelijk- en waterbeleid (€ 0,1 miljoen)
In 2024 bedroeg de omvang van de structurele budgetten voor deze prestatie € 0,8 miljoen. Hiervan resteert € 0,1 miljoen. Het voordeel doet zich voor op het budget voor voorkantsamenwerking. De onderbesteding ten opzichte van het beschikbare budget is relatief klein. Wij zien geen aanleiding om de omvang van het structurele budget voor deze prestatie te herzien bij de perspectiefnota 2026.
1.5.1 Inzetten grondbeleidsinstrumentarium (€ 1,2 miljoen)
Op deze prestatie worden de structurele kosten en baten verantwoord die zijn verbonden aan het tijdelijk beheer van onze gronden en gebouwen en aan de verkoop van de gronden en gebouwen die niet langer bruikbaar zijn voor onze programma's en projecten. Ook de kosten en opbrengsten verbonden aan het anticiperend grondfonds lopen via deze prestatie. Het voordeel op de structurele budgetten voor deze prestatie bedraagt € 1,2 miljoen. Dit voordeel wordt verrekend met de Algemene reserve grondzaken. Toekomstige resultaten op het gebied van beheer en verkoop van gronden laten zich lastig voorspellen. Wij bestempelen de in 2024 behaalde voordelen ten opzichte van de begroting dan ook niet als structureel.
2.1.2 Vergunningverlening, toezicht en handhaving milieu (€ 0,5 miljoen)
De begrote structurele lasten voor deze prestatie bedroegen € 4,2 miljoen. De gerealiseerde lasten in 2024 zijn € 0,3 miljoen lager dan begroot. De structurele baten bedroegen € 0,7 miljoen en waren daarmee € 0,2 miljoen hoger dan begroot. De inkomsten hebben betrekking op leges en verhaal van kosten. De omvang van de inkomsten voor deze prestatie varieert van jaar tot jaar. De meeropbrengst ten opzichte van de begroting kwalificeert dan ook niet als structureel. De onderbesteding op de uitgaven is ten opzichte van het structurele budget van € 4,2 miljoen relatief gering. Bovendien varieert ook de omvang van de jaarlijkse kosten. Het grillige verloop van kosten en opbrengsten voor deze prestatie, gevoegd bij het belang van een goede invulling van deze taken,leidt voor ons tot de conclusie dat heroverweging van het budget voor deze prestatie bij de perspectiefnota 2026 niet aan de orde is.
2.3.1 Stimuleren van energiebesparende maatregelen en de opwekking van hernieuwbare energie (€ 0,3 miljoen)
Van de structureel begrote lasten van € 0,9 miljoen is € 0,2 miljoen niet besteed. Deze budgetten zijn vooral beschikbaar voor de regionale energiestrategieën. Daarnaast zijn de rentebaten van de verstrekte duurzaamheidsleningen € 0,1 miljoen hoger dan begroot. Aan de energiestrategieën geven wij de komende jaren volop invulling. De rentebaten van de duurzaamheidsleningen variëren van jaar tot jaar. Wij zien geen aanleiding tot herziening van de structurele budgetten voor deze prestatie bij de perspectiefnota.
3.1.4 Beheer natuurterreinen (€ 1,6 miljoen)
Het structurele budget voor natuurbeheer bedroeg € 24,6 miljoen. Hiervan is € 1,6 miljoen niet besteed. Het areaal aan te beheren natuur groeit de komende jaren nog. De verwachting is dan ook dat de structurele bestedingen toenemen, de komende jaren. In de begroting 2025 hebben wij een herijking van het budget voor natuurbeheer bij de perspectiefnota 2026 aangekondigd.
3.1.5 Beheer natuurwaarden in agrarisch gebied (€ 1,6 miljoen)
Van het structurele budget voor deze prestatie, ter grootte van € 4,3 miljoen, is € 1,6 miljoen niet besteed. Voor subsidies voor agrarisch natuurbeheer was meer Europese cofinanciering beschikbaar dan begroot. De mate waarin dit voor de komende jaren kan gebeuren is onzeker. Bij een lagere cofinanciering vanuit Europa loopt het voordeel op de structurele budgetten terug. Op basis van de bij de jaarrekening 2023 gesignaleerde structurele onderbesteding op deze prestatie is het budget voor deze prestatie in de begroting 2025 structureel verlaagd met € 0,3 miljoen. Dit is een deel van de invulling van de in de perspectiefnota 2025 opgenomen taakstelling van € 3,0 miljoen. Een verdere bijstelling van het budget voor deze prestatie bij de perspectiefnota 2026 ligt gezien de onzekerheid over de hoogte van de Europese cofinanciering niet voor de hand.
3.1.7 Monitoring en evaluatie natuur en landschap (€ 0,4 miljoen)
Van het structurele budget van € 1,0 miljoen resteert € 0,4 miljoen. Voor de resterende middelen doen wij bij deze jaarrekening een voorstel voor resultaatbestemming. Een deel van de voorgenomen activiteiten vindt plaats in 2025. Van een structureel voordeel op deze prestatie is geen sprake.
4.1.3 Slim inzetten duurzame systemen en netwerken (€ 0,7 miljoen)
Het structurele budget voor deze prestatie bedroeg € 1,4 miljoen. Van dit budget resteert € 0,7 miljoen. Dit wordt vooral veroorzaakt door het feit dat de voor deze prestatie gemaakte kosten voor een groot deel ten laste zijn gebracht van ontvangen doeluitkeringen van het Rijk. Deze uitkeringen zijn niet structureel. In die zin is er sprake van een onderbesteding met een incidenteel karakter. Dat neemt niet weg dat de onderbesteding op deze prestatie de afgelopen jaren steeds ruim boven € 0,5 miljoen lag. Op basis van deze constatering, ook gedaan in de jaarrekening 2023, is het budget voor deze prestatie via de begroting 2025 structureel verlaagd met € 0,4 miljoen. Dit is een deel van de invulling van de in de perspectiefnota 2025 opgenomen taakstelling van € 3,0 miljoen.
4.2.3 Concessie- en contractmanagement van bus en trein (€ 12,5 miljoen)
Van de begrote lasten voor deze prestatie, ter grootte van € 122,6 miljoen, is € 11,6 miljoen niet besteed. De gerealiseerde baten zijn € 0,9 miljoen hoger dan begroot. In onze Statenbrief van 4 december 2024 over het verbeterplan openbaar vervoer hebben wij aangekondigd in de perspectiefnota 2026 met concrete plannen te komen. U heeft via de Motie OV geld weer de bus of de trein in! bovendien opgeroepen om niet bestede middelen vanwege rituitval en opgelegde boetes beschikbaar te houden voor openbaar vervoer. Een herijking van de structurele budgetten voor deze prestatie bij de perspectiefnota ligt daarom niet voor de hand.
4.3.1 Stimuleren fietsgebruik (€ 2,1 miljoen)
Van het structurele budget voor deze prestatie, ter grootte van € 7,1 miljoen, resteert € 2,1 miljoen. Dit heeft een administratieve reden. Voor dit bedrag hebben wij subsidies verstrekt. De kosten van deze subsidies worden echter pas de komende jaren verantwoord, naar rato van de realisatie van de prestaties die voor de subsidies geleverd moeten worden. Wij doen voor de resterende middelen dan ook een voorstel voor resultaatbestemming. Van een structureel voordeel op deze prestatie, ten opzichte van de begroting, is geen sprake.
4.5.1 Verkeersveilige infrastructuur (€ 0,2 miljoen)
Van het structurele budget van € 2,8miljoen voor deze prestatie resteert € 0,2 miljoen. In 2022 en 2023 resteerde respectievelijk € 0,6 miljoen en € 0,2 miljoen. Via het PS-besluit over het statenvoorstel over de Herprioritering (2020/1102400) is besloten om meevallers als gevolg van lagere subsidievaststellingen beschikbaar te houden voor deze prestatie. Bij de perspectiefnota 2026 doen wij daarom geen voorstel voor bijstelling van het structurele budget voor deze prestatie.
4.5.2 Educatie en voorlichting verkeersveiligheid (€ 0,3 miljoen)
Van het structurele budget voor deze prestatie, ter grootte van € 4,5 miljoen, is € 0,3 miljoen niet besteed. Oorzaak zijn de lagere subsidievaststellingen uit voorgaande jaren. Bij deze jaarrekening doen wij een voorstel voor resultaatbestemming zodat de middelen beschikbaar blijven voor de uitvoeringsprogramma's mobiliteit. Dit is in overeenstemming met het PS-besluit om meevallers als gevolg van lagere subsidievaststellingen beschikbaar te houden voor deze prestatie: Statenvoorstel voor de Herprioritering nr. 2020/1102400. Bij de perspectiefnota 2026 doen wij geen voorstel voor bijstelling van het structurele budget voor deze prestatie.
4.6.10 Infrastructurele maatregelen bereikbaarheid (€ 0,7 miljoen)
Van het structurele budget voor deze prestatie, ter grootte van € 1,7 miljoen, resteert € 0,7 miljoen. Dit heeft deels een administratieve reden. Voor € 0,4 miljoen hebben wij subsidies verstrekt waarvan de kosten in een later jaar worden verantwoord. De kosten van deze subsidies worden verantwoord naar rato van de realisatie van de prestaties die voor de subsidies geleverd moeten worden. Voor € 0,3 miljoen zijn de niet bestede middelen bestemd voor de vervanging van verkeersregelinstallaties. De uitvoering daarvan vindt plaats in 2025. Van een structureel voordeel op deze prestatie, ten opzichte van de begroting, is geen sprake.
4.7.1 Beheer en onderhoud provinciale infrastructuur (€ 0,8 miljoen)
Voor deze prestatie was een structureel budget van € 16,8 miljoen beschikbaar. Het voordeel in 2024 bedraagt € 0,8 miljoen. Bij de jaarrekening 2023 hebben wij geconstateerd dat het voordeel op deze prestatie voor een deel een structureel karakter heeft. Via de begroting 2025 is dit budget vanaf 2025 daarom structureel verlaagd met € 0,7 miljoen. Dit is een deel van de invulling van de in de perspectiefnota 2025 opgenomen taakstelling van € 3,0 miljoen.
6.4.1 Een leven lang lezen èn leren (€ 0,2 miljoen)
De resterende middelen op het structurele budget van € 4,3 miljoen voor deze prestatie bedragen € 0,2 miljoen. Net als voorgaande jaren hebben de niet bestede middelen betrekking op de meerjarige Subsidieregeling bibliotheek van de toekomst. Deze regeling en het bijbehorende budget eindigen in 2024. De onderbesteding op deze prestatie is daarom niet structureel van karakter.
6.5.2 Iedereen doet mee (€ 0,4 miljoen)
Het structurele budget voor deze prestatie bedroeg € 1,2 miljoen. Het niet bestede bedrag van € 0,4 miljoen heeft vooral te maken met de Subsidieregeling sociale vernieuwing. Dit is een meerjarige subsidieregeling. Voor het niet bestede bedrag in 2024 doen wij daarom een voorstel voor resultaatbestemming. De onderbesteding is niet structureel van karakter.
7.3.1 Samenwerking met partners (€ 0,2 miljoen)
Van het structurele budget van € 0,8 miljoen is € 0,2 miljoen niet besteed. De onderbesteding is in lijn met de resterende bedragen uit voorgaande jaren. Bij de begroting 2025 is op dit budget, in combinatie met het budget van prestatie 7.3.3, een structurele bezuiniging doorgevoerd van € 60.000. Dit is een deel van de invulling van de in de perspectiefnota 2025 opgenomen taakstelling van € 3,0 miljoen.
7.3.3 Communicatie (€ 0,4 miljoen)
Voor deze prestatie was een structureel budget van € 0,8 miljoen beschikbaar. Hiervan is € 0,4 miljoen niet besteed. De niet bestede middelen hebben vooral betrekking op het budget voor de afhandeling van verzoeken in het kader van Wet open overheid. De langere doorlooptijd van deze afhandeling maakt dat een deel van de kosten pas in 2025 wordt gerealiseerd. Voor de niet bestede middelen doen wij een voorstel voor resultaatbestemming. De onderbesteding is niet structureel van karakter.
Overhead (€ 3,3 miljoen)
Het structurele budget voor overhead bedroeg € 30,8 miljoen. Hiervan is € 3,3 miljoen niet besteed. Voor € 1,7 miljoen houdt dit verband met ict-gerelateerde budgetten. Via de begroting 2025 zijn de budgetten voor informatiserings- en digitaliseringsbeleid vanaf 2025 met structureel € 1,0 miljoen verlaagd. Dit is een deel van de invulling van de in de perspectiefnota 2025 opgenomen taakstelling van € 3,0 miljoen. Om die reden en rekening houdend met de relatief beperkte onderbesteding op de resterende overheadbudgetten, betrekken wij de overige onderbesteding op deze budgetten niet bij de perspectiefnota 2026.
Structurele buffers voor prijsindexering en onvoorzien (€ 4,5 miljoen)
Zoals aangekondigd bij Monitor 2024-II resteert van de buffers voor prijsindexering € 4,2 miljoen. Ook de post voor onvoorzien, ter grootte van € 0,3 miljoen, is in 2024 niet besteed. Wij verwachten de buffers voor prijsindexering, die vanaf 2025 circa € 2,8 miljoen bedragen, nodig te hebben gezien de ontwikkeling van het prijspeil op diverse beleidsterreinen. Deze onderbesteding zien wij dan ook als incidenteel.
Personeelsgebonden kosten
Het totale budget voor de personeelsgebonden kosten bedroeg in 2024 € 96,0 miljoen. Op dit budget resteert een voordeel van € 2,8 miljoen.