Personeelsgebonden lasten

De geactualiseerde begroting voor personeelsgebonden kosten bedroeg in 2024 € 96,0 miljoen. In 2024 is een bedrag van € 93,2 miljoen gerealiseerd, waardoor een budget van € 2,8 miljoen niet tot besteding is gekomen, circa 2%.  De salarislasten zijn met 9% gestegen van € 86,0 miljoen naar € 94,1 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door de toegenomen loonkosten vanuit de CAO-afspraken (6%) en een toename van het aantal medewerkers in loondienst, zoals verderop in deze paragraaf is toegelicht.  In 2024 is € 8,3 miljoen van de salariskosten gedekt uit programmabudget, waaronder specifieke uitkeringen van het Rijk. 

In totaal is €2,7 miljoen besteed aan vergoedingen voor het bestuur en voormalig personeel. Hiermee is sprake van een beperkte overschrijding van € 90.000 ten opzichte van het begrotingsbedrag.   

In 2024 zijn de vergoedingen voor leden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning ten opzichte van 2023 gestegen. De budgettaire effecten zijn nog niet verwerkt in de Begroting 2024 en verder, waardoor er sprake is van een overschrijding op de betreffende budgetten. Deze overschrijding kan worden opgevangen binnen het saldo van baten en lasten op prestatie 7.3.5 'Bestuur' en 7.3.6 ‘Provinciale Staten’, zoals ook toegelicht bij de betreffende prestaties. Wij verwerken de budgettaire gevolgen van de stijgende vergoedingen in de Perspectiefnota 2026.

In onderstaande grafiek wordt de groei van het aantal medewerkers in loondienst weergegeven. In 2024 is de bezetting gestegen van 945 fte per eind 2023 naar 1028 fte per eind 2024. Deze stijging kent twee oorzaken:  

a) Landelijke ontwikkelingen en transities brengen nieuwe taken met zich mee en vragen ook om nieuwe  kennis. Een paar voorbeelden zijn energie, vergunningverlening, stikstof, de investeringen in wegen en kunstwerken. Voor een aantal (nieuwe) taken verstrekt het Rijk specifieke uitkeringen waaruit ook de personele lasten gedekt kunnen worden. 

b) In de vorige coalitieperiode is een transitie ingezet om minder afhankelijk te worden van inhuur en meer activiteiten te laten verrichten door eigen personeel. We zetten in op het bevorderen van de binding met de provincie; in deze krappe arbeidsmarkt is dat een absolute noodzaak en daarnaast ook kosteneffectiever. Dit heeft in de jaren 2021-2023 geresulteerd in een daling van de inhuurkosten. Gecorrigeerd voor inflatie zijn de inhuurkosten  in 2024 ondanks de bij a) genoemde ontwikkelingen  opnieuw licht gedaald.

In 2024 is € 26,7 miljoen besteed aan externe inhuur. Dit is een toename van € 1,0 miljoen (3%) ten opzichte van de inhuur bestedingen in 2023. Deze stijging is lager dan de kostenstijging voor diensten zoals het CBS die over 2024 heeft gerapporteerd (4,3%).  Gecorrigeerd voor inflatie is de hoogte van de inhuurbestedingen daarmee licht gedaald.

Het geldend normenkader voor 2024 is de Wet normering topinkomens (WNT), het Uitvoeringsbesluit WNT en de Uitvoeringsregeling WNT.  De Wet Normering Topinkomens (WNT) wijst de provinciesecretaris (algemeen directeur) en de statengriffier aan als topfunctionarissen. Zij vallen onder de WNT.  Het algemene bezoldigingsmaximum voor 2024 is genormeerd op bruto € 233.000. De bezoldiging van beide functionarissen blijft onder het toegestane maximum.