Financiering

Financiering

Dit is hoe wij denken

Terug naar navigatie - Dit is hoe wij denken

De financieringsparagraaf omvat het beleid inzake treasury (of middelenbeheer) en vermogensbeheer, alsmede de verwachtingen voor de financieringsrisico’s. Ons beleid ten aanzien van uitzettingen van gelden is vooral gericht op hoofdsom bescherming en niet zozeer op rendement.
Het wettelijk kader wordt bepaald door de Provinciewet, de Wet financiering decentrale overheden (Fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Handreiking Treasury 2015 van het Ministerie van BZK en het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV). Het provinciaal kader wordt bepaald door de Financiële Verordening en de daar aan gerelateerde Uitvoeringsregeling Treasury. Dit is het Treasury statuut en ziet specifiek op :
- het aantrekken van voldoende middelen en uitzetten van overtollige middelen,
- het beheersen van financiële risico’s zoals het renterisico, kredietrisico en koersrisico,
- het optimaliseren van het rendement op de liquiditeitspositie binnen de gegeven (wettelijke) kaders.

De provincie heeft een liquiditeitspositie en obligatieportefeuille. Per peildatum 30 juni 2020 ging het om € 766 miljoen respectievelijk € 361 miljoen (de totale aflossingswaarde marktwaarde van de obligaties). Deze middelen zijn grotendeels bestemd voor toekomstige investeringen en projecten. Mede daarom voeren wij een prudent beleid ten aanzien van het vermogensbeheer.
Het beheer van de obligatieportefeuille is ondergebracht bij een externe vermogensbeheerder, die werkt volgens ons beleggingsmandaat. Het vermogen van het separate 'Nazorgfonds voor gesloten stortplaatsen in Overijssel' is eveneens onder beheer bij een externe vermogensbeheerder. Het beleggingsmandaat geeft hier wel de ruimte om naast obligaties te beleggen in aandelenfondsen vanwege de zeer lange beleggingshorizon en de focus op een aanvaardbaar rendement. Op deze manier verwachten wij dat op deskundige en professionele wijze het toevertrouwde vermogen wordt beheerd.

Ontwikkeling liquiditeitspositie

Terug naar navigatie - Ontwikkeling liquiditeitspositie

De provincie heeft een solide liquiditeitspositie met daarnaast een grote obligatieportefeuille. De omvang van de portefeuille neemt de komende twee jaar stevig af. In 2023 zal de marktwaarde van de portefeuille gelijk zijn aan circa € 67 miljoen, doordat de looptijden van obligaties aflopen en deze niet herbelegd mogen worden. Het geld dat vrijkomt uit de obligaties wordt bij de andere liquide middelen gevoegd. Deze zijn uitgezet bij het Ministerie van Financiën, conform de wet Schatkistbankieren.
De onderstaande grafiek laat een prognose zien van het verloop van de liquide middelen tussen 2020 en 2030. Het startpunt van de grafiek is de kaspositie per 31 december 2019 (€ 657 miljoen). Zoals eerder genoemd bedroeg de kaspositie per 30 juni 2020 circa € 766 miljoen. Dit bedrag is niet te zien in de grafiek, omdat de grafiek de kasposities per 31 december laat zien en niet het liquiditeitsverloop binnen een bepaald jaar.
De grafiek is gebaseerd op de begroting. Als aanvulling hierop zijn inschattingen gemaakt van projecten die in de pijplijn zitten, zoals middelen van het investeringsimpuls van € 305 miljoen en de Ontwikkelopgave. Op basis van deze inschattingen verwachten wij dat de liquiditeitsprognose fors afneemt de komende jaren.
Na 2024 laat de prognose een lichte stijging zien. Dat komt vooral doordat in de prognose de ‘vrije ruimte’ zoals geschetst in het budgettair perspectief in de liquiditeitsprognose niet als uitgave is opgenomen. Als de beschikbare ruimte vanaf 2024 wordt benut zal de prognose een meer vlakke lijn opleveren. In de grafiek is te zien dat in 2028 en 2029 de liquide middelen weer toenemen. Dit komt doordat de provincie verwacht dat het Energiefonds Overijssel (EFO) de lening van € 80 miljoen in deze jaren zal terugbetalen.
Er zijn twee lijnen in de onderstaande grafiek te zien. De blauwe lijn representeert het meest reële liquiditeitsverloop. Daarnaast laat de gele lijn zien welke impact minder waarschijnlijkere scenario’s zullen hebben op de liquiditeitspositie. De situatie dat de BNG de leningen van in totaal € 75 miljoen niet zal aflossen, is bijvoorbeeld in de gele lijn verwerkt. Daarnaast wordt er in de gele lijn, vooruitlopend op toekomstige besluitvorming, rekening gehouden met de bijdragen voor het elektrificeren van spoorlijnen.

Renteschema

Terug naar navigatie - Renteschema

Vanwege de lage renteniveaus leveren de middelen bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën (de schatkist) geen rente op. Wij krijgen alleen rentebaten afkomstig uit de obligatieportefeuille en van leningen aan verbonden partijen. De provincie heeft geen opgenomen geldleningen. Het toerekenen van rentekosten aan taakvelden is daarmee niet nodig. Het BBV renteschema is daarom minder van toepassing.

Het begrote renteresultaat voor 2021 geeft het volgende beeld:

Renteschema
(x  € 1.000)
a. Rentebaten uit de obligatieportefeuille 9.681
b. Rentebaten uit de 2 hybride leningen aan BNG Bank (1) 1.482
b. Rentebaten uit de hybride lening aan Enexis 2.116
c. Rentebaten uit overige financiële vaste activa (uitstaande leningen) 842
d. Rentebaten uit financiële vlottende activa (rekening-courant SKB) -
e. Afschrijving (dis)agio obligatieportefeuille voor 2021 (1.065)
f. Rente toegerekend aan taakvelden -
Renteresultaat 2021 13.056
(1) Dit bedrag wordt lager als BNG Bank besluit de leningen in 2021 af te lossen.

Schatkistbankieren

Terug naar navigatie - Schatkistbankieren

De liquiditeiten die niet nodig zijn voor de financiering van de provincie worden verplicht gestald bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën, althans indien het drempelbedrag wordt overschreden. Deze drempel is afhankelijk van het begrotingstotaal (€ 3,75 miljoen + 0,2% van het meerdere boven het begrotingsbedrag van € 500 miljoen). Voor 2021 bedraagt de drempelwaarde € 4,03 miljoen.

Deze verplichting geldt niet indien overtollige middelen worden aangewend voor de publieke taak (te bepalen door PS), zoals uitlenen aan decentrale overheden of verbonden partijen.

Lenen aan decentrale overheden

Terug naar navigatie - Lenen aan decentrale overheden

Tijdelijk overtollige middelen mogen worden uitgeleend aan decentrale overheden (die niet in een gezagsrelatie staan tot de provincie). Gezien de huidige renteniveaus en onze renteverwachting (gebaseerd op het ECB beleid), vinden wij het rendement/risicoprofiel van langjarige uitzettingen (> 5 à 10 jaar) niet interessant.

Hybride kapitaal

Terug naar navigatie - Hybride kapitaal

Samen met andere provincies hebben wij in 2015 en 2016 deelgenomen aan een emissie door de BNG Bank van zgn. hybride kapitaal; totaal € 74,5 miljoen. Dit financiële instrument is een combinatie van enerzijds risicodragend c.q. eigen vermogen van de bank, bedoeld om de solvabiliteit van de bank te versterken conform ECB richtlijnen, en anderzijds een lening met een rentevergoeding en aflossing. BNG Bank heeft contractueel de mogelijkheid om vervroegd af te lossen in 2021 (1e tranche van € 49,5 mln) respectievelijk 2022 (2e tranche van € 25 mln). Deze twee leningen zijn verstrekt door Provinciale Staten uit hoofde van de publieke taak, namelijk als aandeelhouder van BNG Bank en om gunstige financieringsvoorwaarden voor de publieke sector te faciliteren. Bij het opstellen van deze financieringsparagraaf was nog niet bekend of de BNG de 1e tranche van de lening van € 49,5 miljoen al dan niet wil aflossen in 2021.

Financiële risico's

Terug naar navigatie - Financiële risico's

Volgens onze Uitvoeringsregeling Treasury en de Wet Fido gaat het met name om de beheersing van de rente-, koers-, krediet-, en liquiditeitsrisico’s. Kijkend naar de prognose van de liquiditeitenontwikkeling is het liquiditeitsrisico minimaal. Dat geldt ook voor renterisico’,s omdat we geen kort- of langlopende leningen hebben opgenomen. Alle obligaties in de beheerportefeuille luiden in Euro waardoor er geen valutakoersrisico is. Elke obligatie kent wel een kredietrisico. Dat risico is echter zo veel mogelijk ingeperkt, doordat de obligaties grotendeels (96%, peildatum 30 juni 2020) een AAA, AA of A rating hebben. Het zijn veelal obligaties die door de Staat of door overheid gerelateerde instellingen worden uitgegeven of gedekt worden door een onderpand ('covered bonds'). De gehele obligatieportefeuille alsmede de twee leningen aan de BNG Bank worden aangehouden bij een onafhankelijke ‘custodian’ (bewaarbank).

Obligatieportefeuille

Terug naar navigatie - Obligatieportefeuille

Onze obligaties zijn beursgenoteerd en dus verhandelbaar. De marktwaarde fluctueert vooral door renteontwikkelingen. Als gevolg van de extreem lage kapitaalmarktrente (per 20 juli 2020 was het tarief NL Staat voor 10 jaar -0,32 %), lag de marktwaarde van de obligaties (per 30 juni 2020: € 361 mln) flink hoger lag dan hun aflossingswaarde (per 30 juni 2020: € 318 mln). Dit ‘risico’ van marktwaarde fluctuatie raakt ons in principe niet, omdat wij een ‘buy-and-hold-policy hebben en de obligaties tegen de nominale waarde waarderen. We houden ze in portefeuille tot de aflossingsdatum, waarop de nominale waarde aan ons wordt uitgekeerd. Markttechnisch gezien noteren sommige obligaties thans een negatief marktrendement als gevolg van de zeer lage kapitaalmarkt renteniveaus. Hoewel niet nodig voor onze liquiditeitspositie, kan vervroegde verkoop van obligaties daarom aantrekkelijk zijn.

Landenverdeling
Marktwaarde* Percentage
Nederland € 91.671.377 25%
Frankrijk € 55.517.366 15%
Supranationaal € 48.332.224 15%
Verenigd Koninkrijk € 39.683.872 11%
Spanje € 30.761.655 9%
Oostenrijk € 33.570.531 9%
Duitsland € 14.254.399 4%
Finland € 18.825.544 5%
Luxemburg € 15.009.293 4%
Italië € 13.014.185 4%
Totaal € 360.640.446 100%
* Marktwaarde 30 juni 2020
-
Ratingverdeling
Marktwaarde* Percentage
AAA € 208.930.122 58%
AA+ € 79.068.364 22%
AA € 28.866.119 8%
AA- € 10.942.043 3%
A- € 19.819.613 5%
BBB € 13.014.185 4%
Totaal € 360.640.446 100%
* Marktwaarde 30 juni 2020

Verloopoverzicht obligatieportefeuille

EMU saldo

Terug naar navigatie - EMU saldo

In 1992 is de Europese en Monetaire Unie (EMU) tot stand gekomen. Toen is het EMU saldo geïntroduceerd om vergelijkingen tussen de verschillende lidstaten mogelijk te maken. Beheersing van het EMU-saldo is van belang voor houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof). De decentrale overheden en de Rijksoverheid hebben afspraken met elkaar gemaakt over de invulling van ieders verantwoordelijkheid in deze.

Berekening van het EMU-saldo en het verschil tussen het baten/lasten stelsel
Het EMU-saldo wordt berekend op transactiebasis. Deze berekeningswijze is in grote mate vergelijkbaar met het kasstelsel zoals dat voor het Rijk van toepassing is. Echter het BBV schrijft voor decentrale overheden een administratie voor op basis van het baten/lastenstelsel. Het EMU-saldo berekenen we door - afhankelijk van de kasmutaties - enkele posten erbij te tellen dan wel eraf te trekken. De berekening treft u aan in het bijlagenboek.

EMU-referentiewaarden provincies
In mei 2018 heeft overleg plaatsgevonden tussen het Rijk en de koepels van de decentrale overheden (IPO, VNG, UvW) over de ruimte voor het EMU saldo voor de eerstvolgende jaren. De staatssecretaris heeft toen voorgesteld dat de decentrale overheden gezamenlijk -0,4% van het BBP als ruimte krijgen voor de jaren 2019 tot en met 2022. De ruimte voor provincies daar binnen is -0,08%. Een referentiewaarde voor 2021 is nog niet bekend. Een individuele EMU-referentiewaarde betreft geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft.

EMU-saldo 2021
Op basis van de voorliggende begroting verwachten wij in 2021 een EMU-tekort van € 180,5 miljoen te realiseren. Dit EMU-tekort wordt veroorzaakt door de lopende investeringen in met name materiële vaste activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (wegen) en grondverwerving voor de realisatie van de Ontwikkelopgave.

De afgelopen jaren pasten de EMU-tekorten van de decentrale overheden binnen de ruimte die hiervoor door het Rijk beschikbaar was gesteld, mede omdat de EMU-realisatiecijfers lager uit kwamen dan geraamd. Als echter het landelijke totaal van afgegeven EMU-prognoses wordt gerealiseerd, bestaat de kans dat de toegewezen EMU-ruimte wel wordt overschreden. De Minister van Financiën heeft destijds bij de behandeling van het wetsontwerp overigens meermaals aangegeven dat de Wet Hof geen obstakel mag zijn voor investeringen van decentrale overheden. Daarom zullen wij bij het Rijk het belang van voldoende EMU-ruimte blijven benadrukken.