In bovenstaande tabel is het meerjarige verloop van de baten en lasten over de begrotingsjaren weergegeven. Het verschil tussen de ramingen in het voorliggende begrotingsjaar (2023) en het vorige begrotingsjaar (2022) is hoofdzakelijk te verklaren door:
- Incidentele bestedingen binnen projecten en programma’s. Grote incidentele programma’s als de Ontwikkelopgave en de investeringsprogramma’s binnen de KvO hebben veelal een meerjarig karakter. Afhankelijk van de fase waarin het project of programma zich bevindt (planfase / uitvoeringsfase / afrondingsfase) kunnen de ramingen per jaar verschillen. Hierdoor ontstaat meerjarig gezien vaak een wisselend uitgavenpatroon. Deze projecten en programma’s worden gedekt uit bestemmingsreserves. Bij de begroting actualiseren we de bestedingsritmes. Een overzicht van alle onttrekkingen uit reserves en de toelichtingen daarop, is terug te vinden in het onderdeel Financiën – ‘Reserves, voorzieningen, doeluitkeringen’.
- Incidentele bestedingen door specifieke uitkeringen (SPUK) van het Rijk. Het Rijk stelt voor verschillende beleidsprogramma’s incidentele middelen beschikbaar. De omvang van deze uitkeringen en onze bestedingen ten laste van deze SPUKs verschilt jaarlijks.
- Wijzigingen vanwege besluitvorming, met name de Perspectiefnota. Eventuele aanvullende middelen of bezuinigingen naar aanleiding van eerdere besluitvorming zijn verwerkt op de betreffende begrotingsposten. Veelal betreft het de verwerking van de besluitvorming bij de Perspectiefnota. Aanvullende wijzigingen die bij deze begroting worden verwerkt zijn opgenomen en toegelicht in het onderdeel Financiën - ‘Budgettair Perspectief’.
- Indexering van budgetten. Jaarlijks indexeren we de structurele budgetten in de begroting aan de hand van de meest recente indexpercentages. Hierdoor wijzigt de omvang van de begroting jaar op jaar.
Bij een aantal kerntaken is sprake van een verschil in de toegerekende personeelsgebonden lasten. Deze rekenen we toe op basis van de begrote personele inzet per kerntaak. In aanloop naar deze begroting hebben we de grondslag voor deze toedeling geactualiseerd en gedetailleerder vormgegeven. Dit leidt tot een zorgvuldigere en actuelere toerekening van de personeelslasten.
In totaliteit zijn de personeelslasten gestegen als gevolg van de recente CAO en de verschuiving van inhuur naar vast. Dit lichten we nader toe in het onderdeel Financiën – ‘Personeelsgebonden lasten’.
Om de ramingen over de verschillende begrotingsjaren het beste te kunnen vergelijken, verwijzen we u naar het onderdeel Financiën - ‘Structurele en incidentele baten en lasten’. Daaruit blijkt dat de meeste verschillen tussen begrotingsjaren veroorzaakt worden door fluctuerende incidentele lasten (zie punt 1 en 2 hiervoor). Verschillen in de structurele lasten worden hoofdzakelijk veroorzaakt door indexeringen en de verwerking van besluitvorming bij de Jaarrekening (resultaatbestemmingen) en Perspectiefnota (zie punt 3 en 4 hiervoor).